15096100 DBT.BUG.ARC Eindrapportage archeologisch bureau- en booronderzoek 1e Brandenburgerweg 16a te Bilthoven

Gespecificeerde archeologische verwachting Op basis van het archeologisch bureauonderzoek heeft het plangebied een hoge verwachting op het voorkomen van archeologische resten uit de perioden (Laat-)Paleolithicum - Vroeg-Neolithicum (Jagers-Verzamelaars) en een middelhoge verwachting voor de perioden vanaf het Midden-Neolithicum (Landbouwers). Het plangebied neemt namelijk landschappelijk een overgangspositie in binnen een gebied van gordeldekzandwelvingen. Dit zwak golvende landschap met een algemeen verhang aflopend in westelijke richting zal voor Jagers-Verzamelaars) een voldoende gunstige ligging hebben gehad als tijdelijke nederzettingslocatie (jachtkampementen). Vanaf het Neolithicum zal het plangebied ook voldoende geschikt zijn geweest als nederzettingslocatie voor Landbouwers. De gordeldekzandgronden waren van nature waarschijnlijk voldoende gedraineerd en daarmee mede geschikt als landbouwgronden. Alleen in zeer natte perioden had het gebied wellicht last van ondiepe grondwater-standen. De meeste voorkeur als bewoningslocatie voor zowel Jagers-Verzamelaars als Landbouwers ging waarschijnlijk uit naar de hoger gelegen dekzandruggen en -koppen die zich dichterbij de overgang van het stuwwallenlandschap bevinden. Op de grotere dekzandruggen zijn al bewoningssporen uit alle archeologische perioden aangetroffen. Op de kleinere dekzandkoppen zijn veel vind-plaatsen (voornamelijk oppervlakte vondsten) bekend uit de Steentijd. In de directe omgeving van het plangebied zijn reeds diverse archeologische onderzoeken uitgevoerd die echter geen (behoudens-waardige) archeologische vindplaatsen hebben opgeleverd. Archeologisch vondstmateriaal dateert merendeels uit de Nieuwe tijd, gekoppeld aan de ontginning van het gebied, (lokale) zandwinning en langdurig agrarisch gebruik (resten afkomstig van boerenerven, mogelijk deels bemestingsaardewerk). Op basis van het historisch gebruik wordt verwacht dat er binnen het plangebied een (dik) plaggendek is opgebracht vanaf in ieder geval de tweede helft van de 18e eeuw en waarschijnlijk al eerder. Bouwwerkzaamheden hebben binnen het plangebied plaatsgevonden vanaf begin jaren ’20 van de 20e eeuw. In de tweede helft van de 20e eeuw was het plangebied in gebruik als woonperceel.

Resultaten inventariserend veldonderzoek Uit de resultaten van het inventariserend veldonderzoek (IVO, verkennende fase direct gecombineerd met de karterende fase) blijkt dat de natuurlijke bodemopbouw binnen het plangebied al sterk verstoord door moderne bodemverstorende ingrepen. Deze verstoringen reiken tot een diepte van mini-maal 80 en maximaal 160 cm -mv, gemiddeld tot 100 cm -mv. Slechts bij één boring lijkt nog een restant van een BC-horizont te zijn aangetroffen, in de vorm van lichtbruingeel gekleurd zwak siltig, zeer fijn zand, gevolgd door lichtgeelgrijs gekleurd, zeer fijn zand (C-horizont). Het oorspronkelijke moedermateriaal betreft goed gesorteerd dekzand, waarmee de ligging van het plangebied binnen een gebied van gordeldekzandwelvingen wordt bevestigd. Daarbij dient wel gemeld te worden dat dus in geen van de gezette boringen een intact bodemprofiel is aangetroffen, om daarmee te fungeren als referentie van de natuurlijke bodemopbouw. Op basis van de diepe grondwaterstanden (de permanent gereduceerde zone begin in ieder geval dieper dan 200 cm -mv) en de zeer lichte kleuring van het dekzand (duidend op een mineralogisch vrij arme grond (weinig donkergekleurde mineralen) is de natuurlijke bodemopbouw meest waarschijnlijk een haarpodzolgrond geweest. Op basis van de humeuziteit van het verstoorde deel van de bodemopbouw lijkt er een plaggendek te zijn opgebracht. Wat de dikte van dit plaggendek is geweest wordt niet duidelijk, waardoor er ook niet bepaald kan worden of deze voldoende dik was om te spreken van een hoge enkeerdgrond toen het plangebied nog in agrarisch gebruik was.

Alleen in het geroerde/verstoorde deel van de bodemopbouw zijn resten recent bouwpuin aangetroffen. Meest waarschijnlijk zijn deze resten vermengd met de bodem in de tijd dat het bestaande pand binnen het plangebied werd gebouwd en het terrein verder werd ingericht. Bij het onderzoek zijn verder geen in situ liggende archeologische indicatoren aangetroffen.

Conclusie De verwachting op het aantreffen van archeologische indicatoren, zoals aangegeven in de gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied, wordt daarmee niet bevestigd. Voor het plangebied kan geconcludeerd worden dat de archeologische verwachting voor alle perioden laag is. De hoge archeologische verwachting voor de perioden (Laat-)Paleolithicum - Vroeg-Neolithicum (Jagers-Verzamelaars) en de middelhoge verwachting voor de perioden vanaf het Midden-Neolithicum (Landbouwers) kan dan ook worden bijgesteld naar een lage verwachting.

Advies Op grond van het ontbreken van aanwijzingen voor de aanwezigheid van archeologische waarden, adviseert Econsultancy om, ten aanzien van de geplande bodemingrepen, in het kader van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ), geen vervolgonderzoek te laten plaatsvinden. De natuurlijke bodemopbouw is reeds sterk verstoord door moderne bodemingrepen. Ook zijn er geen archeologische indicatoren aangetroffen bij het onderzoek.

Dit advies is voorgelegd aan het bevoegd gezag in kwestie, Burgemeester en Wethouders van de gemeente De Bilt en door middel van een selectiebesluit als zodanig bekrachtigd (beoordeling door de Omgevingsdienst regio Utrecht, d.d. 27 oktober 2016). De Omgevingsdienst onderschrijft het advies om in het plangebied geen aanvullend archeologisch onderzoek verplicht te stellen.

Wel dient te allen tijde bij het afgeven van een omgevingsvergunning de wettelijke meldingsplicht (Erfgoedwet 2016) kenbaar te worden gemaakt om het documenteren van toevalsvondsten te garanderen: Degene die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), meldt die zaak zo spoedig mogelijk bij Onze minister. Deze aangifte dient te gebeuren bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in Amersfoort. Het verdient aanbeveling ook de verantwoordelijk ambtenaar van de gemeente De Bilt en diens adviseur (Omgevingsdienst regio Utrecht) hiervan per direct in kennis te stellen.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-zb7-6hpa
PID https://nbn-resolving.org/urn:nbn:nl:ui:13-c535-yh
Metadata Access https://easy.dans.knaw.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=oai:easy.dans.knaw.nl:easy-dataset:66803
Provenance
Creator Broeke, E.M. ten
Publisher Econsultancy
Contributor Econsultancy
Publication Year 2016
Rights info:eu-repo/semantics/openAccess; License: http://creativecommons.org/licenses/by/4.0; http://creativecommons.org/licenses/by/4.0
OpenAccess true
Representation
Language Dutch; Flemish
Resource Type Text
Format application/pdf
Discipline Ancient Cultures; Archaeology; Humanities
Spatial Coverage (5.184 LON, 52.115 LAT); Gemeente de Bilt; Bilthoven; Utrecht; 1e brandenburgerweg 16a