In november 2007 is in opdracht van Verzinkerij Van Aert B.V. door Ingenieursbureau Oranjewoud BV een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd op het terrein van Verzinkerij Aert te Nederweert, gemeente Nederweert (Limburg). De omvang van het plangebied bedraagt 1 ha. Aanleiding tot het uitvoeren van het archeologisch vooronderzoek is de toekomstige uitbreiding van het bestaande terrein waarop een nieuwe hal zal worden gerealiseerd. Op basis van het bureauonderzoek kan worden geconcludeerd dat de specifieke archeologische verwachting sterk samenhangt met de geomorfologische en bodemkundige situatie. Het plangebied bevindt zich in op de oostelijke flank van de Peelhorst. Dit gebied kent een lange, continue bewoningsgeschiedenis vanaf het midden- Paleolithicum. In het plangebied kunnen zowel resten van mobiele bewoning uit de periode midden-Paleolithicum tot en met het Mesolithicum als van permanente nederzettingen vanaf het Neolithicum worden verwacht. Daarnaast kunnen grafmonumenten en urnenvelden worden aangetroffen, alsmede votiefdepots. In het plangebied komen hoge zwarte enkeerdgronden voor, waarvan het plaggendek sinds de vroege middeleeuwen is opgebracht. Eventueel aanwezige oudere archeologische sporen en resten zijn hieronder waarschijnlijk goed bewaard gebleven. De bovengrond is waarschijnlijk enigszins verstoord als gevolg van eerdere saneringen en agrarische activiteiten. Op basis van deze bevindingen wordt de kans dat er zich in het plangebied intacte vindplaatsen bevinden hoog ingeschat. Teneinde bovenstaande verwachting te toetsen, is een karterend booronderzoek uitgevoerd. Het doel van een karterend booronderzoek is het vaststellen van de aan- of afwezigheid van archeologische vindplaatsen en de aard, omvang, datering en conservering ervan. Hiertoe zijn conform de richtlijnen van de provincie Limburg en de Leidraad Karterend Booronderzoek (SIKB) 20 boringen per hectare gezet. De in totaal 20 boringen zijn uitgevoerd in een grid van 20 x 25 m Op basis van de resultaten van het veldonderzoek is geconcludeerd dat er sprake is van een redelijk tot goed intact bodemprofiel. Daarbij valt de aanwezigheid van een archeologische vindplaats niet uit te sluiten. De bouwplannen zijn zodanig dat slechts funderingsputjes voor poeren, dan wel een funderingssleuf daadwerkelijke bodemingrepen zullen zijn. De vloer van de hal komt op het huidige maaiveld. Eventueel aanwezige archeologische waarden blijven daarmee bijna volledig in situ bewaard. Bij uitvoering van deze bouwplannen is hierdoor vervolgonderzoek niet noodzakelijk. Mocht de bouw over een groter oppervlak dan de funderingsputjes leiden tot een bodemingreep dieper dan de bouwvoor (0,3 m- mv), dan luidt de aanbeveling om alsnog voorafgaand aan de bouw waarderend proefsleuvenonderzoek uit te voeren.