Deze man was een zogeheten onwettig kind en leefde in de jaren dertig met zijn moeder in een opvanghuis voor ongehuwde moeders en hun kinderen. De oorlogsjaren zag hij als overlevingsjaren: hij pakte elk werk aan wat hij kon krijgen. In 1946 werd hij opgeroepen voor de dienstplicht, hij had toen nog geen weet van Indië. Hij kwam in Maastricht terecht. Hij werd als verbindingsman naar Nederlands Indië gestuurd, waarover toen al enge verhalen de ronde deden. Sommige mannen verdwenen op inschepingverlof. Hij werd op basiscommando Semarang geplaatst.