Ooipoortstraat 12 te Doesburg (gem. Doesburg)

Het plangebied ligt ter plaatse van een beekdalbodem met meanderruggen en geulen (kaartcode 3R7). Het laaggelegen gebied wordt omringd door een hoger gelegen voedselarm Dekzandlandschap. Ten zuiden hiervan bevindt zich in het plangebied een geul van een meanderend afwateringsstelsel (kaartcode 2R11). Dit is een relatief voedselrijk en nat gebied. Het plangebied ligt op een duinvaaggrond; leemarm en zwak lemig fijn zand (kaartcode Zd21( Afb. 6)) en een roodoornige kleiige vechtdalgrond (kaartcode AFk). Duinvaaggronden vertonen, afgezien van een schrale bouwvoor een micropodzol of enkele humeuze laagjes weinig tekenen van bodemvorming. De kleiige vechtdalgronden bestaan voornamelijk uit verschillende kalkloze poldervaaggronden. Poldervaaggronden zijn zavel- en kleigronden waarin periodieke hoge grondwaterstanden kunnen voorkomen. Binnen het plangebied ligt geen AMK-terrein. Ten noordoosten van het plangebied buiten het onderzoeksgebied ligt AMK-terreinen 13321. Het betreft een terrein met een deel van een esdekcomplex waaronder zich sporen van bewoning uit de IJzertijd bevinden. In het oosten van dit terrein liggen de resten van de havezate Beerze. Dit is een huis en wordt voor het eerst vermeld in 1328. Omstreeks 1928 heeft men de grachten gedempt. Op de plaats van een van de bouwhuizen staat nu het boerenerf 'De Hofte'. Op de kadastrale kaart is te zien dat het plangebied in 1832 nog onbebouwd is. Het land is van 1850 in gebruik als heidegrond en bossen. Kenmerkend voor dergelijke zones is een lage en veelal natte landschappelijk ligging. Deze zones komen logischerwijs overeen met de als Vechtdal en beekgronden gekarteerde zones. Rond 1900 is de sterk slingerende Vecht recht getrokken, waarbij enkele meanderbochten van de hoofdstroom zijn afgesneden. Hierbij zijn ook agrarische gronden aan weerszijden van de nieuwe hoofdgeul vergraven en geëgaliseerd. De landbouwpercelen die op de kaarten uit de 19e eeuw nog binnen het stroomdal weergegeven staan, zijn na de normalisering van de Vecht in gebruik als grasland. Deze situatie blijft gehandhaafd tot ver in de twintigste eeuw. In de tweede helft van de twintigste eeuw worden verscheidene percelen in gebruik genomen als landbouwgronden, al behoudt het gebied zijn agrarische functie. De huidige situatie met camping de Roos wordt voor het eerst in 1988 genoemd op de kaarten. Op de gemeentelijke verwachtingskaart wordt aangegeven dat een specifieke archeologische verwachting voor beekdalen van kracht is. De verwachting geldt voor resten uit de Nieuwe tijd, waarbij het voornamelijk gaat om geïsoleerde water gerelateerde objecten (wrakken, votiefgaven beschoeiingen, bruggen etc.) . Op basis van het bureauonderzoek kan worden gesteld dat de kans op archeologie niet heel groot is. Door de continue meanderende Vecht zal er veel erosie hebben plaatsgevonden en wordt de kans op vondsten ouder dan de Nieuwe tijd minimaal. De vondsten ouder dan de Nieuwe tijd zullen al opgeruimd zijn door de Vecht. Op de AHN is zichtbaar hoe de Vecht in het verleden gemeanderd heeft. Duidelijk zichtbaar is hoe de Vecht zich verlegd heeft naar het zuiden. Ook is te zien dat het plangebied in een vrij laag en vlak gebied ligt. De Vecht heef hier zeer waarschijnlijk vroeger ook gelopen. Aangezien het plangebied lagergelegen is dan de omringende gebieden is de verwachting op bewoningsresten hier ook minimaal. Mensen gingen toch eerder in de hoger gelegen gebieden wonen. De vondsten ouder dan de Nieuwe tijd zullen daarnaast al opgeruimd zijn door de Vecht. De verwachting op het aantreffen van archeologische resten ouder dan de Nieuwe tijd wordt dan ook laag ingeschat. Het plangebied heeft voor deze perioden dan ook een lage verwachting op het aantreffen van archeologische resten. Eventueel water gerelateerde vondsten uit de Nieuwe tijd kunnen nog wel aangetroffen worden in het plangebied. Indien de bodem intact is wordt de kans op het aantreffen van deze vondsten middelhoog ingeschat. Op basis van verwachtingen uit het bureauonderzoek is voor het plangebied een verkennend booronderzoek uitgevoerd. Voor het verkennende booronderzoek is uitgegaan van 6 boringen per hectare, waarbij het minimumaantal van 6 boringen geldt voor plangebieden kleiner dan 1 hectare. In het plangebied zijn dan ook 6 boringen gezet. Tijdens het veldonderzoek is geconcludeerd dat het plangebied in een gebied ligt waar zich verplaatsende kronkelwaardgeultjes liggen. De dunne leemlaagjes duiden hier op. De zandafzettingen daarbuiten betreft dekzand behorende bij een kronkelwaard. Tijdens het veldonderzoek zijn geen vegetatielagen aangetroffen. Dit duidt erop dat vegetatie onvolHet plangebied ligt in het oostelijk rivierengebied in de regio van de Oude IJssel genaamd regio IJsselvallei. Doesburg ligt op de hogere delen binnen de IJsselvallei, in de binnenbocht van de IJssel. Het plangebied ligt op de flank van een rivierduin deze vormt het oudste potentiële archeologische niveau. Op de bodemkaart evenals op de geomorfologische kaart ligt het plangebied in een zone dat als bebouwd gebied wordt weergegeven. In de omgeving van het plangebied komen ooivaaggronden, akkereerdgronden en hoge bruine enkeerdgronden voor. Op basis van bovenstaande kan geconcludeerd worden dat in de omgeving van het plangebied sporen vanaf het Laat Paleolithicum aanwezig zijn in Doesburg. Deze resten kunnen ook in het plangebied voorkomen. Het oudste deel van de stad ligt op een hoog rivierduin bij de samenvloeiing van IJssel en Oude IJssel. In 1237 kreeg Doesburg stadsrechten. Op de oudst geraadpleegde kaart van Jaco van Deventer uit 1565 ligt het plangebied al binnen de historische kern van Doesburg. Het plangebied ligt direct ten oosten van het klooster/convent van St. Maria Opten Grave. De Ooipoortstraat was al vroeg dicht bebouwd, maar het terrein tussen deze bebouwing en het klooster is tot de dag van vandaag leeg gebleven. Hier is het plangebied gesitueerd Vanaf het Laat-Paleolithicum werd het oostelijk dekzand- en rivierenlandschap bewoond door rondtrekkende jagers en verzamelaars. Vooral de hoger gelegen delen van het landschap met daarnaast een watervoerende beek- en/of rivierdal. Binnen het plangebied komt een hoger gelegen rivierduin voor met in de nabijheid een rivierdal. In de top van de rivierduin kunnen dan ook vuursteenstrooiingen en gebruiksvoorwerpen en/of haardkuilen verwacht worden uit deze periode. Het rivierduin ligt relatief hoog. Indien deze is afgedekt door een plaggendek of stadsophogingslagen dan is de top van de rivierduin mogelijk nog intact. De kans is aanwezig dat bebouwing op de locatie, ingravingen/funderingen van middeleeuwse en latere bebouwing, de bodem hebben verstoord. Daarnaast zijn in de omgeving van het plangebied archeologische resten uit deze perioden aangetroffen. De verwachting op het aantreffen van archeologische resten van de jagers en verzamelaars wordt dan ook middelhoog ingeschat. Het archeologisch relevante niveau betreft de rivierduin. Deze wordt verwacht op 10 tot 20 m +NAP. In de periode Neolithicum – Romeinse tijd wordt het gebied bewoond door boeren. Nederzettingen ontstaan op de overgang van hoge zandgronden naar lage beek- of rivierdalen. Het plangebied ligt op een dergelijke overgang. Als de top van het rivierduin intact is, bijvoorbeeld omdat dit niveau is afgedekt door een plaggendek of stadsophoging, kunnen daarin nederzettingsresten uit deze periode worden aangetroffen De resten kunnen bestaan uit nederzettingssporen, akkerlagen en grafvelden. In de omgeving van het plangebied zijn archeologische resten aangetroffen vanaf de Late Bronstijd. Ook deze resten kunnen mogelijk verstoord zijn door middeleeuwse en latere bebouwing. De verwachting op het aantreffen van archeologische resten voor deze perioden is dan ook middelhoog. Het archeologisch relevante niveau betreft de rivierduin. Deze wordt verwacht op 10 tot 20 m +NAP. Vanaf de Merovingische periode worden eveneens archeologische resten verwacht. Deze worden verwacht in de top van de rivierduin en kunnen bestaan uit losse hoeven of meerdere huizen. Aanwijzingen voor nederzettingsresten bestaan uit paalgaten (huizen, spiekers, opstallen, schuren), greppels, waterputten met houten beschoeiingen, afvalkuilen en erfafscheidingen. Het plangebied maakt van de Middeleeuwen deel uit van een terrein van archeologische waarde (AMK-terrein) en ligt binnen het oude centrum van de vestingstad Doesburg. In het plangebied kunnen funderingsresten en andere structuren die bij deze stadsbewoning horen, zoals water- of beerputten, voorkomen. Daarnaast kunnen verkavelingsstructuren voorkomen Een deel van het plangebied lijkt altijd in gebruik te zijn geweest als tuin, akker en lusthoven van de stedelijke elite Sporen van dergelijk landgebruik uit de Late-Middeleeuwen en Nieuwe tijd kunnen hier dus ook aanwezig zijn. Het plangebied heeft dan ook een hoge verwachting op het aantreffen van archeologische resten vanaf de Middeleeuwen. Het archeologisch relevante niveau betreft de rivierduin en eventuele stadsophogingslagen. Deze worden verwacht vanaf het maaiveld. De bodem in het plangebied lijkt op basis van het bureauonderzoek nog grotendeels intact. Het kan echter zijn dat door bebouwing in het plangebied en in de omgeving van het plangebied en door de aanleg van de parkeerplaats, waarbinnen het plangebied is gesitueerd, de bodem (deels) is verstoord. In het plangebied is een verkennend booronderzoek uitgevoerd om de bodemopbouw te bepalen. Tijdens het onderzoek zijn 7 boringen regelmatig verdeeld over het plangebied gezet. De boringen zijn gezet met een Edelmanboor (7 cm Ø). Het booronderzoek heeft aangetoond dat de top van de laagopeenvolging in het plangebied uit een verstoorde laag of uit cunetzand en klinkers bestaat. Hieronder ligt over het algemeen stadsophogingslagen met daarin voornamelijk 20e-eeuws materiaal. Wel is nog ouder puin (kloostermoppuin) waargenomen. Een deel van de boringen is tussen de 0,45 en 1 m -mv gestuit op mogelijke funderingen of baksteenpuin. In boring 2 en 7 is op respectievelijk 2 m -mv en 2,4 m -mv de top van de rivierduinafzettingen aangetroffen. In boring 7 is de top van deze afzettingen, gezien de aanwezigheid van een E- t/m C-horizont, zo goed als intact. In boring 2 ontbreken aanwijzingen voor bodemvorming. In het plangebied worden in de top van de aangetroffen rivierduin archeologische resten verwacht vanaf het Laat-Paleolithicum vooral daar waar in de top van de rivierduin nog een E- t/m C-horizont is waargenomen. De rivierduin is niet in alle boringen aangetroffen omdat een groot deel van de boringen niet kon worden doorgezet tot in de natuurlijke ondergrond. Onduidelijk is dan ook of hier nog een intacte rivierduin voorkomt afgedekt door stadsophogingslagen. Daarnaast worden archeologische resten verwacht in de stadsophogingslagen. Deze kunnen bestaan uit funderingsresten met daarbij behorende beer- en waterputten. Ook kunnen hieronder nog resten van middeleeuwse bewoning verwacht worden. Een deel van het plangebied lijkt altijd in gebruik te zijn geweest als tuin. Sporen van landgebruik uit de Late-Middeleeuwen en Nieuwe tijd kunnen hier aanwezig zijn evenals middeleeuwse bebouwing. Deze zijn tijdens het booronderzoek niet waargenomen omdat een deel van de boringen niet kon worden doorgezet in verband met aanwezigheid van puin of andere ondoordringbaar materiaal. Ondoordringbaar puin duidt mogelijk op de aanwezigheid van oude funderingen. In het plangebied is nieuwbouw voorzien ten behoeve van de uitbreiding van de AH. Gezien de locatie van het plangebied binnen een AMK-terrein, is archeologisch vervolgonderzoek noodzakelijk. Op basis van het booronderzoek is geconstateerd dat stadsophogingslagen in het plangebied aanwezig zijn met daaronder afzettingen behorende bij een rivierduin met daarin een (deels) intacte podzolprofiel. In het plangebied worden dan ook archeologisch resten verwacht vanaf het Laat Paleolithicum. Omdat tijdens het veldonderzoek geen duidelijk herkenbare vondsten en sporen zijn of konden worden aangetroffen wordt een proefsleuvenonderzoek geadviseerd. Op basis van het proefsleuvenonderzoek kan dan bepaald worden in hoeverre het noodzakelijk is een opgraving uit te voeren dan wel het plangebied vrij te geven voor het uitvoeren van de bouwplannen. Voor het geadviseerde archeologisch vervolgonderzoek (proefsleuven) dient een PvE te worden opgesteld. Met betrekking tot de aanbevelingen/bevindingen uit onderhavig onderzoek dient contact opgenomen te worden met de bevoegde overheid, de gemeente Doesburg.doende gelegenheid heeft gehad om zich te ontwikkelen of dat deze door latere erosie opgeruimd is. De middelhoge verwachting voor water gerelateerde vondsten uit de Nieuwe tijd kan dan ook naar laag worden bijgesteld. Op basis van de resultaten van het hier gerapporteerde onderzoek kan worden geconcludeerd dat er geen sprake is van een behoudenswaardige vindplaats. Archeologisch relevante lagen of vondsten zijn dan ook niet waargenomen. Met het oog daarop adviseert Salisbury Archeologie b.v. het plangebied vrij te geven voor de voorgenomen ingrepen.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-z7k-xw22
PID https://nbn-resolving.org/urn:nbn:nl:ui:13-8e-pzg4
Metadata Access https://easy.dans.knaw.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=oai:easy.dans.knaw.nl:easy-dataset:197449
Provenance
Creator Bakker, A.M.
Publisher Data Archiving and Networked Services (DANS)
Contributor Bakker, A. M.; Drs A. M. Bakker (Salisbury Archeologie BV)
Publication Year 2021
Rights info:eu-repo/semantics/openAccess; License: http://creativecommons.org/publicdomain/zero/1.0; http://creativecommons.org/publicdomain/zero/1.0
OpenAccess true
Representation
Language Dutch; Flemish
Resource Type Text
Format application/pdf
Discipline Ancient Cultures; Archaeology; Humanities
Spatial Coverage (6.135 LON, 52.013 LAT); Doesburg; Gelderland