Alleen in boring 3 is een redelijk intacte bodem aangetroffen onder zandig ophogingspakket van
30 cm bestaande uit een 30 cm dikke Ap-horizont, die via een menglaag van de Ap- met Chorizont
overgaat in het zand van de C-horizont. In alle andere boringen is de bodem, al dan niet
afgedekt door een ophogingspakket, minimaal tot een diepte van 50 -180 cm verstoord, waarbij
voor de boringen 4-6 geldt dat deze zijn verstoord door diepploegen (zoals de boer al had
verteld). Er zijn geen resten van een podzolbodem aangetroffen, die op grond van de
aanwezigheid van een dekzandwelving dan wel dekzandrug zou mogen worden verwacht. Dit
betekent dat er of geen podzolbodem aanwezig is geweest of dat deze is verstoord. Uit het ophogingspakket op het erf, blijkt dat het plangebied oorspronkelijk een lager ligging heeft gehad
en daardoor waarschijnlijk minder geschikt was voor bewoning.
Vanwege het ontbreken van een podzolbodem, de relatief diepe verstoring van de bodem en
relatief lage ligging wordt aan het plangebied een lage verwachting toegekend om
vuursteenvindplaatsen van jager-verzamelaars uit het Laat-Paleolithicum en Mesolithicum
alsmede om nederzettingsresten van landbouwers uit het Neolithicum tot en met de Vroege-
Middeleeuwen aan te treffen. Aangezien het plangebied grotendeels is verstoord (A op C-profiel)
en de aangetroffen baksteen- en puinresten in boring 1 en 2 van recente datum waren, wordt de
kans klein geacht dat er binnen het plangebied resten van een historische boerderij uit de Late-
Middeleeuwen tot en met Nieuwe tijd aanwezig zijn.