In opdracht van de gemeente ’s-Hertogenbosch heeft het onderzoeks- en
adviesbureau BAAC bv een archeologisch bureauonderzoek en inventariserend
veldonderzoek met behulp van boringen (verkennende fase) uitgevoerd in het
plangebied Heesch-West in de gemeenten Maasdonk en Bernheze.
Uit het bureauonderzoek komt naar voren dat het plangebied op de overgang
van een grote noordoost-zuidwest georiënteerde dekzandrug naar een laag
gelegen dekzandvlakte met daarin een kleinere dekzandrug ligt. De hogere
gronden waren in het verleden in gebruik als bouwlanden, terwijl in de
dekzandvlakte een onontgonnen heidegebied en relatief jonge ontginningen
lagen. De hogere gronden vormden van oudsher aantrekkelijke vestigingslocaties.
Van de dekzandruggen zijn in de directe omgeving van het plangebied
archeologische resten bekend, die dateren uit het mesolithicum en de bronstijd
tot en met de nieuwe tijd. Van de lagere gronden zijn tot op heden geen
archeologische vondsten bekend. Vermoedelijk waren deze gronden vanwege de
vochtige omstandigheden minder geschikt voor permanente bewoning. Er heeft
hier echter in de directe omgeving van het plangebied geen systematisch
archeologisch onderzoek plaatsgevonden. Pas met de ontginning van het gebied
aan (vermoedelijk) het einde van de achttiende en het begin van de negentiende
eeuw zijn ook in dit gebied boerderijen gebouwd.
Op basis van verwachte verstoringen en de landschappelijke situatie is aan de
hogere (dekzand)ruggen in het plangebied op de archeologische waardenkaarten
van Bernheze en Maasdonk een hoge verwachting toegekend voor
archeologische waarden (vuursteenvindplaatsen, nederzettingsresten en sporen
van begraving) uit het laat-paleolithicum tot en met de middeleeuwen. Voor de
vlakten geldt een lage verwachting. Van de gebieden met een hoge verwachting
waar mogelijk een ontgronding of een diepe ontgraving voor een sanering heeft
plaatsgevonden wordt de verwachting naar aanleiding van het bureauonderzoek
bijgesteld naar middelhoog. Aan de erven uit het begin van de negentiende
eeuw is een hoge verwachting toegekend voor archeologische waarden
(nederzettingsresten) uit de nieuwe tijd en mogelijk de late middeleeuwen. Aan
de reeds onderzochte gebieden is geen archeologische verwachting toegekend.
Om de archeologische verwachting uit het bureauonderzoek te toetsen is een
verkennend booronderzoek uitgevoerd in de gebieden met een (middel)hoge
verwachting. Op de oude erven gelegen buiten de (flanken van de) hogere
ruggen is geen booronderzoek uitgevoerd. Archeologische sporen op oude erven,
zoals muurresten, uitbraaksleuven, waterputten en funderingen, worden
namelijk gekenmerkt door een sterke mate van bodemverstoring. Een
verkennend booronderzoek is derhalve niet de geschikte methode om de
behoudenswaardigheid van eventuele sporen in beeld te brengen. Het
verkennend booronderzoek is in twee fasen uit gevoerd. De eerste fase is in
november 2013 uitgevoerd. In dit stadium is echter niet voor elk perceel
betredingstoestemming verleend. In september 2014 zijn de percelen, waar
inmiddels betredingtoestemming is verleend ook onderzocht.
Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek 8
Uit het verkennend booronderzoek blijkt dat de onderzochte delen van het
plangebied grotendeels bestaan uit een veelal dun pakket (verspoeld) dekzand
op fluvioperiglaciale afzettingen. Het dekzand komt alleen voor op de plekken
die relatief hoog in het landschap liggen en waar weinig aftopping van het
oorspronkelijke leefoppervlak heeft plaatsgevonden.
In slechts drie boringen zijn resten van een podzolbodem aangetroffen. Het
oorspronkelijke leefniveau is vrijwel in het gehele onderzochte deel van het
plangebied afgetopt tot in de C-horizont (afgetopte haar- of veldpodzolbodem)
of het gebied was te nat voor podzolisatie (goor- of beekeerdgrond).
In het zuidoostelijke deel van het plangebied zijn tenminste twee en mogelijk
zelfs drie oude (boeren)erven aangeboord. De bodem ter plekke van de oude
erven bestaat uit enkeerdgronden met een esdek, waardoor eventueel aanwezige
archeologische resten nog goed bewaard zullen zijn. In de naastgelegen akkers
komen AC-profielen voor. Het betreft hier matig diep, afgetopte veldpodzol- of
intacte gooreerdgronden. In een akker gelegen tussen de drie (boeren)erven zijn
bodems gevormd in beekafzettingen aangetroffen.
De gebieden met afgetopte veldpodzolbodems, gooreerdgronden,
beekafzettingen en/of diep verstoorde bodemprofielen hebben een lage
verwachting toegekend gekregen op de archeologische verwachtingskaart. Ook
de niet-onderzochte delen ter hoogte van de boringen 21, 22, 23, 61, 62 en 66 en
ter hoogte van grote delen in het noordwestelijke deel van het plangebied
hebben na extrapolatie van de boorgegevens een lage verwachting toegekend
gekregen.
De hoge verwachting uit het bureauonderzoek kan voor het gebied tussen de
Raktstraat en de Zoggelsestraat van het plangebied grotendeels gehandhaafd
blijven (complextypen: boerderijen met erven; 8,64 ha). Binnen de zone worden
funderings- en/of muurresten, uitbraaksleuven, waterputten, kuilen, paalsporen
en landbouw gerelateerde sporen vanaf 20 cm –mv ter plekke van de akker en
vanaf circa 40 cm-mv op de bebouwde percelen verwacht.
Voorafgaand aan het veldwerk was reeds bekend dat het gebied met een
grotendeels hoge verwachting ten westen van de straat de “Weerscheut”
vanwege het ontbreken van betredingstoestemming niet onderzocht kon
worden. De (middel)hoge verwachting uit het bureauonderzoek blijft hier
(vooralsnog) gehandhaafd.
Het uiterst oostelijke deel van het plangebied, oostelijk van boring 71, heeft een
middelhoge verwachting toegekend gekregen vanwege het feit dat hier de
bodemopbouw nog niet duidelijk is.
BAAC bv adviseert voor het gebied met een hoge verwachting op het aantreffen
van archeologische resten uit de late middeleeuwen/nieuwe tijd een
proefsleuvenonderzoek uit te voeren. De niet-onderzochte gebieden met een
(middel)hoge verwachting dienen nader onderzocht te worden door middel van
een verkennend booronderzoek. Voor de gebieden met een lage verwachting
wordt geadviseerd geen nader vervolgonderzoek uit te voeren.
Voor de zones waar volgens de eerste kadastrale kaart (boeren)erven hebben
gelegen dient een archeologische dubbelbestemming in het bestemmingsplan te
worden opgenomen. Ter plekke van deze gebieden geldt een hoge verwachting
op het aantreffen van historische en archeologische resten uit de (late
middeleeuwen en) nieuwe tijd.