In de proefsleuf zijn acht sporen gevonden die alle uit de nieuwe tijd dateren. Het gaat hierbij om min of meer parallel aan elkaar gelegen greppels met een vergelijkbare vulling (donkerbruingrijs heterogeen matig siltig en matig grindig zand), breedte (ca. 1,2 tot 1,4 m) en diepte (ca. 40 tot 60 cm). Deze sporen hebben geen vondstmateriaal opgeleverd, waardoor de datering en functie onduidelijk is. Wel vertonen zij overeenkomsten met zogenaamde rabatgreppels die eerder in de omgeving zijn aangetoond tijdens archeologisch onderzoek op het terrein van de St. Maartenskliniek en het terrein van het Erica Terpstra Sportfondsenbad en het Montessori College aan de Kwakkenberg. De greppels die daar gevonden zijn lopen evenwijdig aan de hoogtelijnen, evenals het geval is op het onderhavige terrein, en houden wellicht verband met de aanplant van bomen. Daarbij werden de bomen geplant op walletjes die zijn opgebracht met grond uit de greppels en die tientallen meters lang konden zijn. Doordat de rabatgreppels niet haaks op de helling zijn aangelegd werd erosie zoveel mogelijk voorkomen. De eerder gevonden rabatgreppels lijken vooralsnog uit de 19e eeuw te dateren, mogelijk stammen de greppels uit het onderhavige gebied uit dezelfde periode. Aangezien de scheiding tussen laag 5010 en de greppels vrij scherp is, is het niet waarschijnlijk dat zij relateren aan de egalisatiefase van halverwege de twintigste eeuw.
Het aangetroffen vondstmateriaal is met zes stuks zeer beperkt en uitsluitend afkomstig uit de egalisatielaag. Het gaat hierbij om een randfragment van een cilindrische grape of sluitpan (datering 18e-19e eeuw), een nieuw-Hollandse dakpan (19e eeuw), een baksteenfragment uit de nieuwe tijd, een stuk leisteen, een ijzeren pijpje van een waterleiding en een ijzeren deurscharnier (datering beide 20e eeuw).