Middelburg Het Groene Woud 3. Gemeente Middelburg.

De afzettingen van het Laagpakket van Wierden (pleistoceen dekzand) zijn niet aangetroffen. Deze bevinden zich beneden de maximale boordiepte. De middelhoge verwachting voor dit niveau blijft daarmee onveranderd. Uit het booronderzoek blijkt dat de bodemopbouw binnen het plangebied grotendeels overeenkomt met de voorspelde situatie op basis van de vooraf beschikbare gegevens betreffende de geologie. Zo is tot op de maximale boordiepte (boringen 1, 2 en 3) het Laagpakket van Wormer aangetroffen. De top van deze afzettingen,die hier bestaan uit slappe, blauwgrijze klei met rietsporen, is aangetroffen tussen 2,06 en 3,11 m –NAP (2,75 – 3,90 m –mv). Gelet op de samenstelling van dit laagpakket en het ontbreken van duidelijk te volgen verhogingen (zoals ruggen), wordt het toenmalige landschap als ongunstig voor bewoning beschouwd. Zodoende wordt de verwachting voor dit niveau, voor het Neolithicum, bijgesteld naar laag. Boven dit niveau is veen van het Hollandveen Laagpakket aangeboord, waarvan de top gelegen is tussen 1,26 en 2,41 m –NAP (1,95 – 3,20 m –mv). De veentop is als gevolg van erosie vanuit een nabijgelegen getijdegeul niet meer intact. Daarmee vervalt de verwachting voor de IJzertijd en Romeinse Tijd. Voor de Bronstijd, niveau onderzijde veen, blijft de lage verwachting bestaan. In de boringen 2 en 3 zijn boven het veen kleiafzettingen van het Laagpakket van Walcheren aangetroffen. De top hiervan is gelegen op 1,27 en 1,66 m –NAP (1,70 en 2,45 m –mv). In boring 1 zijn op het veen geen afzettingen van dit laagpakket aanwezig, wel een circa 1 m dik pakket opgebracht matig fijn en humeus zand met daarin brokjes baksteen en mortelresten. De top van deze laag ligt hier op 0,21 m –NAP (0,90 m –mv). In boring 2 en 3 liggen op de afzettingen van het Laagpakket van Walcheren eveneens antropogene ophogingen, hier bestaande uit grijs, matig humeus, matig fijn zand met daarboven zwak zandige, sterk humeuze klei. Beide ophogingen bevatten brokjes baksteen en mortelresten. De bovenste ophoging, de kleilaag, is in beide boringen als cultuurlaag te interpreteren vanwege de humeuze bijmenging, organische resten en de archeologische indicatoren (baksteen, mortel, porseleinfragment (boring 2)). De top van deze cultuurlaag ligt tussen 0,17 m –NAP en 0,04 m +NAP (0,60 – 0,75 m –mv), de onderzijde tussen 0,87 en 1,01 m –NAP (1,30 – 1,80 m –mv). In boring 3 ligt op de cultuurlaag tot 0,45 m –mv nog een ophoging met veel baksteenpuin. Boring 4 stuitte bij herhaaldelijke pogingen op een diepte van 0,34 m –NAP (1,00 m –mv) op ondoordringbaar puin of massieve baksteen. Onderin de boring is een grijze laag matig fijn, matig humeus, zwart gevlekt zand met veel baksteenbrokken aangetroffen. Ook deze laag is als cultuurlaag geïnterpreteerd. De top van deze cultuurlaag ligt hier op 0,09 m –NAP (0,75 m –mv). In alle boringen ligt bovenop de hierboven beschreven lagen, direct onder het maaiveld (onder de bestrating) een laag bouwzand die is opgebracht t.b.v. de recente bebouwing en verharding van het terrein (in ca. 1975 en later). Deze laag reikt tot een diepte tussen 0,21 m –NAP en 0,58 m +NAP (0,45 en 0,90 m –mv). Uit het booronderzoek blijkt dat de verwachting op het aantreffen van vindplaatsen uit de Vroege en Late Middeleeuwen kan worden bijgesteld naar een lage verwachting. Op het niveau van het Laagpakket van Walcheren zijn geen aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van vindplaatsen. Uit boring 1 blijkt bovendien dat het laagpakket plaatselijk verstoord kan zijn door latere afgraving/egalisatie voorafgaand aan het aanbrengen van ophogingen. De in boringen 2 en 3 waargenomen fosfaatvlekken komen waarschijnlijk uit de bovengelegen lagen. Voor de Nieuwe Tijd blijft de hoge verwachting op het aantreffen van vindplaatsen bestaan. In boringen 2, 3 en 4 zijn cultuurlagen met indicatoren uit deze periode waargenomen, die mogelijk wijzen op de aanwezigheid van vindplaatsen. In boring 4 is tevens een ondoordringbare puinlaag of massieve baksteen aangeboord op . Het is mogelijk dat ter plaatse funderings- of muurresten uit de Nieuwe Tijd (17de-20ste eeuw) aanwezig zijn, zoals eveneens uit het beschikbare kaartmateriaal is gebleken. Tevens is in drie van de vier boringen een cultuurlaag uit de Nieuwe Tijd waargenomen. Eventuele vindplaatsen uit deze periode kunnen beneden de laag recent bouwzand gelegen zijn, op een diepte beneden 0,45 m –mv. Met het booronderzoek is geen nader onderscheid te maken tussen diepteligging van mogelijk vindplaatsen in deelgebieden 1 en 2.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-2bf-brz5
PID https://nbn-resolving.org/urn:nbn:nl:ui:13-upk4-mc
Related Identifier https://doi.org/10.17026/dans-xf7-m4db
Metadata Access https://easy.dans.knaw.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=oai:easy.dans.knaw.nl:easy-dataset:67894
Provenance
Creator Besuijen, G.P.A.
Publisher Artefact! Advies en Onderzoek in Erfgoed
Contributor Artefact! Advies en Onderzoek in Erfgoed
Publication Year 2017
Rights info:eu-repo/semantics/openAccess; License: http://creativecommons.org/licenses/by/4.0; http://creativecommons.org/licenses/by/4.0
OpenAccess true
Representation
Language Dutch; Flemish
Resource Type Text
Format application/pdf
Discipline Ancient Cultures; Archaeology; Humanities
Spatial Coverage (3.610 LON, 51.495 LAT); Zeeland; Gemeente Middelburg; Middelburg; Het Groene Woud 3