Het project behelsde het uitgraven van de bouwput van een nog te bouwen huis met onderkeldering en aangebouwde garage.
In de proefsleuf, aangelegd ter hoogte van het toekomstige woonhuis, zijn destijds enkele tientallen antropogene sporen (kuilen, paalsporen) waargenomen en enkele tientallen vondsten verzameld.
De paalsporen zouden deel uitmaken van een of meer gebouwplattegronden, die op basis van vondstmateriaal vermoedelijk dateerden tussen 900 en 1300. Tevens werd een mogelijk veldoventje gedocumenteerd direct naast de gebouwplattegrond.
Tijdens de opvolgende opgraving, uitgevoerd door ADC ArcheoProjecten, is de volledige bouwkuip (woonhuis en garage, ca. 190m2) opgegraven. De opgraving heeft echter vrijwel geen sporen opgeleverd. Ook zijn er geen vondsten gedaan. Er zijn derhalve geen aanwijzingen dat er binnen het plangebied sprake is van bewoning uit de 10e tot 13e eeuw.
Het lijkt erop dat het vlak in de proefsleuf te hoog is aangelegd in de zeer vlekkerige bioturbatielaag (‘mollenlaag’) direct onder het esdek. Hierdoor werd de interpretatie van het sporenvlak waarschijnlijk vertroebeld en zijn sporen gezien die in werkelijkheid geen sporen waren. Omdat werd uitgegaan van een directe doorstart naar een opgraving zijn in de proefsleuf geen sporen gecoupeerd. De opgraving heeft door omstandigheden echter op zich laten wachten en controle van de sporen door middel van couperen is verder achterwege gebleven, waardoor niet tijdig duidelijk is geworden dat er geen sprake was van behoudenswaardige archeologische resten binnen het plangebied.