De archeologische begeleiding (protocol opgraven) van de plaatsing van afvalcontainers in de binnenstad van Tiel (Gld)

In 2008 heeft ARC bv in opdracht van de gemeente Tiel het graven van putten voor het plaatsen van afvalcontainers in de binnenstad van Tiel archeologisch begeleid onder ‘protocol opgraven’. Op een locatie (werkput 9) waren de aangetroffen archeologische waarden van dien aard, dat is overgegaan tot een definitieve opgraving.

Sporen en structuren Tijdens het onderzoek zijn in vijf werkputten (14, 17, 20, 21 en 22) dempingslagen van de Linge aangetroffen. Het dempen van de Linge gebeurde na 1304, nadat de reeds verzande Linge volledig werd afgedamd. Het vondstmateriaal dat in deze dempingslagen is aangetroffen, dateert uit de 10e – 12e eeuw (wp 14), het begin van de 14e eeuw (wp 17), de 11e eeuw (wp 20), de periode 1150 – 1350 (wp 21) en de periode 900 – 1350.

Vroege Middeleeuwen In slechts een werkput (wp 11) zijn resten van vroegmiddeleeuwse bebouwing aangetroffen. Het gaat hierbij om enkele paalkuilen en een grote afvalkuil. De laag waarin deze resten zijn aangetroffen werd afgedekt door een 13e-eeuwse ophogingslaag. In de kuil is vondstmateriaal uit de 10e – 12e eeuw gevonden. In werkput 8 is een brede sloot aangetroffen. In de bedding hiervan is aardewerk uit de 9e – 12e eeuw geborgen; de vulling bevatte aardewerk uit de periode 1150 – 1350.

Late Middeleeuwen In de periode tussen ca. 100 en 1300 werden ophogingspakketten aangebracht en werden grachten gegraven. Dergelijke ophogingslagen zijn met name aangetroffen in werkputten 4, 5 en 6. In werkput 13 is een greppel aangetroffen, die aan de hand van aardewerk is te dateren tussen 1150 – 1350. Mogelijk gaat het om een ontginningsgreppel. In werkput 20 zijn muurresten aangetroffen van een gebouw dat (waarschijnlijk) uit de 14e- of 15e eeuw dateert. In de 14e eeuw werden verdedigingswerken aangelegd (stadsmuren en -poorten). In werkput 15 zijn resten aangetroffen van de Westluidense Poort, waarschijnlijk van de noordwestelijke muur. Om de resten in situ te kunnen bewaren, is de afvalcontainer elders geplaatst. In werkput 12 zijn resten aangetroffen van de Burense Poort, mogelijk de noordwesthoek van de poort. Ook in dit geval zijn de resten in situ door de afvalcontainer elders te plaatsen. In werkput 10 is het westelijke deel van een stadsmuurtoren aangetroffen. Op de kaart van Joan Blaeu staat een ronde toren aangegeven, maar op basis van het aangetroffen muurwerk moet geconcludeerd worden dat het om een vierkante toren moet gaan. In werkput 1 is een diepe insteek aangetroffen, mogelijk van de buitenkant van de stadsmuur. Resten van de muur zijn echter niet aangetroffen. In werkput 19 zijn een gedempte sloot/gracht en muurwerk aangetroffen. Het muurwerk is waarschijnlijk van de stadsmuur. De sloot/gracht is in de 17e eeuw gedempt, gezien het in de vulling aangetroffen vondstmateriaal. Tegen het einde van de 15e eeuw werd de Voorstad ommuurd en ging zo integraal deel uitmaken van Tiel. In werkput 2 is een opgevulde gracht aangetroffen. Het gaat hier mogelijk om de gracht uit de 15e eeuw die in het begin van de 17e eeuw is gedempt toen een nieuwe stadsmuur werd gebouwd. Ook in werkput 21 is een in de 17e eeuw gedempte gracht aangetroffen. Direct boven de vulling is een brandlaag gevonden.

Nieuwe Tijd In de 15e en 16e eeuw werden de laagtes van de voormalige Linge opgehoogd. Ook buiten de loop van de voormalige Linge werd het land ge¨egaliseerd, waarschijnlijk om het gebied te egaliseren voor toekomstige bebouwing. Hierbij werd stadsafval gebruikt: in werkputten 2 en 19 zijn hiervoor aanwijzingen gevonden in de vorm van grote hoeveelheden 15e- en 16e-eeuwse aardewerkfragmenten. Naast deze ophogingslagen zijn in zeven werkputten muurresten aangetroffen. In werkput 1 is muurwerk uit de 17e eeuw aangetroffen, mogelijk van een gebouw dat net buiten de Santwijckse Poort heeft gestaan. In werkput 6 zijn muren uit de 16e- en/of 17e eeuw aangetroffen, die waarschijnlijk onderdeel zijn van een zijgevel van een pand aan de Achterstraat-hoek Kerkstraat. In werkput 7 zijn 16e- en/of 17e-eeuwse resten aangetroffen van de zuidelijke bebouwing langs de St. Agnietenstraat. In werkput 13 is 16e-eeuws muurwerk aangetroffen met daartussen drie vloerniveaus. De onderste vloer dateert (mogelijk) uit de 16e eeuw, de bovenste vloer uit de 19e eeuw. In werkput 16 is een bakstenen boogconstructie aangetroffen, die niet goed was te dateren. Mogelijk maakte de constructie deel uit van de stadmuur, misschien gaat het om een waterpoort. In de werkputten 21 (gevel) en 23 is 16eeeuws muurwerk aangetroffen. Naast dit muurwerk zijn in werkputten 5, 7 en 8 muren uit de Nieuwste Tijd (na 1900) aangetroffen.

Locatie Kalverbos De geplande archeologische begeleiding (werkput 9) werd gevolgd door een definitieve opgraving (werkput 100). De begeleiding is gestopt na het aantreffen van menselijk bot in een antropogeen leempakket vlak onder en naast de aangetroffen muur. Bij de daarop volgende definitieve opgraving is de werkput verder verdiept en ook iets verbreed, waarbij een extra muur is aangetroffen. Op basis van de historische en archeologische gegevens kan een fasering gegeven worden voor de gebeurtenissen die in het verleden op de onderzoekslocatie hebben plaatsgevonden.

De archeologische sporen kunnen in drie fases worden onderverdeeld.

Fase 1: Kerkhof De oudste fase die aan het Kalverbos is aangetroffen betreft een kerkhof. De sporen die aan deze fase gekoppeld kunnen worden zijn de steenkist en het min of meer intacte graf dat deels onder de muur ligt. Omdat boven op de steenkist een pot (vnr. 167) aangetroffen is, moet het eigenlijke graf minstens even oud of ouder zijn. De datering van de pot is ca. 1350, dus het grafveld moet ouder zijn. Historisch gezien hoort het kerkhof daarom bij de kerk die op 23 augustus 1354 door de troepen van Reinald III is verbrand.

Fase 2: Kerk De tweede fase volgt de eerst fase vrij snel op. Na 46 jaar in bouwvallige staat te hebben verkeerd, werd de St. Walburgiskerk in 1400 herbouwd in opdracht van Barnierus van Opbueren, commandeur van de Duitse Orde. De funderingen die in de werkputten zijn aangetroffen dateren uit deze periode. Niet alleen oversnijdt de muur het graf uit fase 1, ook de bouwwijze van de muur (kistwerk) wijst op een datering van rond 1400. De lagen waar de kerkfundering op gebouwd is bevat aardewerk uit de periode 1350 – 1450 (vnr. 151)

Fase 3: Afbraak kerk Nadat de rol van de St. Walburgkerk meer en meer overgenomen wordt door de Sint-Maartenskerk wordt de kerk uiteindelijk verwaarloosd. In 1592 was deze buiten gebruik en in 1679 werd de kerk definitief gesloopt. De antropogene lagen naast en boven de muren dateren uit deze periode. Het aardewerk laat dateringen in de periode 1575 – 1650 zien (vnr. 153). Na de sloop heeft het terrein van de voormalige kerk braak gelegen. Alleen op een foto uit de Tweede Wereldoorlog is een ondergrondse bunker zichtbaar op de onderzoekslocatie. De bouw of de verwijdering hiervan is vermoedelijk de oorzaak van de recente uitbraaksleuf die later een deel van de kerkmuur en de steenkist heeft vernietigd.

Aardewerk Uit de analyse is gebleken dat de aangetroffen middeleeuwse aardewerkvondsten dateren uit de periode van de 10e tot en met de 15e eeuw. Het betreft goed geconserveerd materiaal dat in het algemeen goed op soort te brengen is. Het soortenspectrum laat zien dat in deze gehele periode het lokaal of regionaal geproduceerde aardewerk zeer sterk in de minderheid is. Dit beeld is kenmerkend voor een strategisch gesitueerde stad, waar directe toegang bestond tot bronnen buiten de regio en sprake was van een actieve handel. Dit komt ook tot uiting in de overheersende aanwezigheid van ge¨ımporteerd aardewerk in de vorm van producten uit het Duitse Vorgebirge, het Rijnland en de Belgische en Nederlandse Maasvallei. Het beeld dat naar voren komt sluit goed aan bij het reeds bestaande beeld van Tiel (zie bijvoorbeeld Dijkstra 1998) en vormt als zodanig hierop een bescheiden aanvulling.

Metaal, pijpaardewerk en glas De metaalvondsten zijn niet opzienbarend en voldoen aan de verwachting met betrekking tot een stadscontext. De vondsten zijn verspreid over het terrein aangetroffen en bestaan uit normaal nederzettingsafval als duiten, beslag, spijkers en een vingerhoed. Deze vondsten dateren alle uit de Nieuwe Tijd. Uit de Late Middeleeuwen zijn twee opmerkelijke objecten geborgen; een stylus en een gespbroche. Alle objecten zijn in redelijk goede staat aangetroffen. In totaal zijn 59 fragmenten pijpaarde aangetroffen. Het betreft pijpenstelen en pijpenkopjes. Er is een klein aantal glasfragmenten aangetroffen, daterend uit de periode Late Middeleeuwe – Nieuwe Tijd.

Steen In totaal zijn bij het onderzoek 55 stenen verzameld met een gezamenlijk gewicht van ca. 4,5 kg. Het lithische materiaal is te verdelen in onbewerkt en ongebruikt materiaal, een enkel gebruiksvoorwerp (een molensteen) en een grote component bouwmateriaal. Binnen het bouwmateriaal gaat het om leistenen dakpannen, speciaal voor de bouw ge¨ımporteerde stenen (tufsteen) en stenen die lokaal voorkomen en als bouwmateriaal zijn gebruikt. Een van deze bouwstenen betreft een decoratief stuk van kalkzandsteen dat is bewerkt tot een kruisvorm. Het is moeilijk om het lithische materiaal van een datering te voorzien. De molensteen kan niet nader worden gedateerd dan na de 13e eeuw, aangezien ieder huishouden tot in de 13e eeuw doorgaans gebruikmaakte van een eigen handmolen. De leistenen dakpannen lenen zich evenmin voor een nauwkeurige datering. Het eerste gebruik van leisteen als dakpan was in de Romeinse Tijd, maar op basis van uiterlijke kenmerken is duidelijk dat het hier aangetroffen leisteen niet uit de Romeinse Tijd afkomstig is. Gedocumenteerd gebruik van leistenen dakpannen gaat niet verder terug dan de 12e/13e eeuw, maar het materiaal was rond deze tijd reeds in gebruik (Janse 1986). De leistenen dakpannen kunnen daarmee niet nauwkeuriger worden gedateerd dan in de late Middeleeuwen of Nieuwe Tijd. Voor het tufsteen is ongeveer dezelfde datering van toepassing (Nijland & Van Hees 2009). Ook tufsteen is in Nederland voor het eerst door de Romeinen gebruikt, maar er zijn geen aanwijzingen om het hier aangetroffen materiaal aan de Romeinen toe te schrijven. In de 10e eeuw werd tufsteen opnieuw ontdekt als bouwmateriaal, dat vervolgens tot in de 13 eeuw in gebruik bleef. In het begin van de 15e eeuw werd tufsteen nogmaals ‘ontdekt’ als bouwmateriaal, waarna het tot in het begin van de 16e eeuw in gebruik bleef. Meer recentelijk werd in de 19e eeuw opnieuw tufsteen gebruikt als bouwmateriaal. Belangrijk bij al deze gebruiksfasen is echter dat het gaat om primair gebruik: secundair gebruik zal in de tussenliggende periode ook hebben plaatsgevonden.

Menselijk botmateriaal Het menselijk botmateriaal dat bij het onderzoek is aangetroffen betreft de skeletresten van meerdere individuen. Het meeste materiaal is in een secundaire context aangetroffen en derhalve niet toe te kennen aan begravingen in situ. Een uitzondering hierop vormt werkput 100, vlak 3, s6. Het betreft een verstoord incompleet graf met daarin enkele skeletresten van een volwassen individu.

Leer Uit de verschillende werkputten zijn slechts resten van leren voorwerpen geborgen die geen of nauwelijks dateerbare kenmerken of details bezitten. Wellicht is het bovenleer met metalen gesp te dateren, maar aangezien de focus in dit onderzoek ligt op werkputten met een duidelijke middeleeuwse context, is hier geen nadere aandacht aan besteed. In werkput 22 (een werkput met een duidelijke middeleeuwse context) werden opvallend veel resten van snijafval aangetroffen. De laag waarin dit is aangetroffen is geduid als een begraven bouwvoor. Om te kunnen bepalen of hier eventueel leerlooiers- of schoenmakersactiviteiten hebben plaatsgevonden is moeilijk te zeggen, daar er slechts een klein putje is opgegraven.

Hout Alle houtvondsten, daterend in Middeleeuwen en/of Nieuwe Tijd, bestaan uit bewerkt hout zonder bast, waarbij het gaat om afvalhout en constructiehout. Het constructiehout bevat onder meer een onderdeel van een beschoeiing en een paal die naast de stadsmuur stond. Er zijn geen herkenbare voorwerpen aangetroffen. De aangetroffen soorten zijn els, wilg, eik, es, en waarschijnlijk ook beuk en lork of spar. Voor constructies is hout gebruikt van els, eik en naaldhout (lork of spar).

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-zcn-gnza
PID https://nbn-resolving.org/urn:nbn:nl:ui:13-qyw-j4p
Metadata Access https://easy.dans.knaw.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=oai:easy.dans.knaw.nl:easy-dataset:44263
Provenance
Creator Archaeological Research en Consultancy; Botermans, M.C.; Malssen, N. van
Publisher ARC bv
Contributor Bergsma, G.M.A.; Blom, M.C.; Bosma, K.L.B.; Buitenhuis, H.; Daleman, M.; Out, W.A.; Veldhuis, J.R.; Jong, L. de; Otten, K.; Schoneveld, J.; ARC bv; arc bv
Publication Year 2011
Rights info:eu-repo/semantics/openAccess; License: http://creativecommons.org/publicdomain/zero/1.0; http://creativecommons.org/publicdomain/zero/1.0
OpenAccess true
Representation
Language Dutch; Flemish
Resource Type Dataset
Format application/pdf; text/plain; image/jpeg; csv; mapinfo / mif en mid
Discipline Ancient Cultures; Archaeology; Humanities
Spatial Coverage (5.436 LON, 51.886 LAT); 39D; Tiel; Tiel; Gelderland