In opdracht van gemeente Nijmegen heeft Bureau Archeologie en Bodemkwaliteit van de gemeente Nijmegen (BABN) in mei en juni 2018 een opgraving, variant archeologische begeleiding uitgevoerd in het plangebied aan de Ubbergseveldweg 70 te Nijmegen. Dit betreft een terrein van zeer hoge archeologische waarde (terrein Z-09, Nijmegen-Oost, waarde 3). Aanleiding was het vrij van NGE opleveren van het perceel door de gemeente Nijmegen. Bij dit onderzoek is in beginsel uitgegaan van het zoveel mogelijk in situ behouden van het bodemarchief. Ten behoeve van dit doel is in beginsel niet dieper ontgraven dan 30 cm -mv en waar dieper gegraven moest worden is een ondergrens van 52,40 m +NAP ingesteld, die gebaseerd was op een analyse van oud onderzoek in de directe omgeving. Deze grens betreft de hoogte van de top van het Romeinse archeologische pakket ter plaatse. Dit pakket bevat voornamelijk resten van de Romeinse legerplaatsen die ter plaatse hebben gelegen. Tijdens het archeologisch onderzoek is erop toegezien dat deze grenzen bewaakt werden en dat, indien deze noodgedwongen overschreden moesten worden, de archeologische resten ex situ behouden zouden blijven. De ondergrens is plaatselijk bijgesteld naar boven wanneer middels boringen bleek dat de top van de Romeinse cultuurlaag minder diep lag t.o.v. het maaiveld ter plaatse.
De aangehouden ontgravingsgrens bleek de bovengrens te zijn van een 30 tot 50 cm dikke Romeinse cultuurlaag of Apb-horizont. Onder dit niveau is op de meeste plaatsen (middels boringen) de C-horizont in kaart gebracht. Plaatselijk was de Romeinse cultuurlaag echter dikker. De waarnemingen zijn echter te beperkt om hier een verdere duiding aan te geven. In deze cultuurlaag zijn twee uitbraaksporen van Romeinse bebouwing aangetroffen en in situ bewaard gebleven. Duidelijk is, dat ook na de NGE-sanering de verwachting voor een rijk Romeins en ouder bodemarchief binnen het plangebied nog steeds als zeer hoog mag worden beschouwd. Zoals verwacht zijn er veel resten uit de Tweede Wereldoorlog aangetroffen. Door de aanwezigheid van NGE konden deze resten niet in situ behouden blijven. De belangrijkste sporen bestonden uit schuttersputten, waarin tamelijk grote hoeveelheden materiaal was achtergelaten door hoofdzakelijk Britse troepen, vermoedelijk van het 30e legerkorps dat op 19 september in Nijmegen arriveerde en op 8 februari 1945 samen met Canadese troepen weer vertrok. De schuttersputten hebben waarschijnlijk gediend als dekking voor inkomend Duits granaatvuur dat na de bevrijding van Nijmegen nog lange tijd vanuit het noorden en oosten de stad bestookte.
