In opdracht van Bunnik Projekten heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in juli 2007 een bureau- en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd in verband met de geplande bodemingrepen in plangebied Haarzicht te Vleuten in de gemeente Utrecht. Doel van dit onderzoek was allereerst het middels bureauonderzoek verwerven van informatie over bekende en te verwachten archeologische waarden teneinde een gespecif iceerde verwachting op te stellen. Het doel van het veldonderzoek was vervolgens die verwachting te toetsen en, voor zover mogelijk, een eerste indruk te geven van de kwaliteit (gaafheid en conservering), aard, datering, omvang en diepteligging van eventueel aangetroffen archeologische vindplaatsen. Het plangebied Haarzicht te Vleuten (gemeente Utrecht) bestaat landschappelijk gezien uit stroomgordelafzettingen. Tijdens het inventariserend veldonderzoek zijn oever-, (rest)geul- en beddingafzettingen aangetroffen. Uit het bureau- en inventariserend veldonderzoek blijkt dat een groot deel van de stroomgordel- afzettingen in het plangebied (circa 14 ha) zijn afgegraven of afgevlet ten behoeve van de baksteen- en dakpannenindustrie. Een van de onderzoeksdoelen van het inventariserend veldonderzoek was de aard van de vermoedelijke restgeul van de Oude Rijn vast te stellen. Gezien de breedte van de aangeboorde (rest)geul en de loop van de noordoost-zuidwest georiënteerde sloot, bestaat op dit moment het vermoeden dat het gaat om een gegraven sloot of greppel. Mogelijk betreft het van oorsprong een verkavelingsgreppel die dateert uit een periode voorafgaand aan de ontginning van het gebied in de Late Middeleeuwen. De datering is echter onduidelijk. Tijdens het bureau- en inventariserend veldonderzoek zijn 4 archeologische vindplaatsen aangetroffen. Vindplaats 1 (circa 18 ha) betreft vermoedelijk een nederzettingsterrein uit de Late IJzertijd en/of Romeinse tijd. Vindplaats 2 (circa 07 ha) betreft waarschijnlijk een nederzettingsterrein uit de Vroege Middeleeuwen. Beide vindplaatsen zijn halverwege de jaren 90 van de 20e eeuw al aangetroffen door de Archeologisch Werkgemeenschap voor Nederland, afdeling Utrecht en omstreken en de Historische Vereniging Vleuten, De Meern, Haarzuilens. Uit het inventariserend veldonderzoek blijkt dat beide vindplaatsen groter zijn dan in eerste instantie werd gedacht. Gezien de aanwezigheid van een bewoningslaag op beide vindplaatsen, lijkt de gaafheid hoog te zijn. Delen van beide vindplaatsen zijn waarschijnlijk vernietigd of aangetast als gevolg van bodemverstoringen (afvletten). Vindplaats 3 (circa 02 ha) bestaat uit een vegetatiehorizont of laklaag in de oeverafzettingen waarin in 2 boringen houtskool is aangetroffen. De aard en datering van de vindplaats is echter onduidelijk. De diepteligging van vindplaats 3 wijst op een hoge gaafheid. Vindplaats 4 bestaat uit een ‘losse’ vondst van een spikkel houtskool direct onder de bouwvoor. In het overige deel van het plangebied zijn geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen aangetroffen. Op grond van de resultaten wordt aanbevolen met name de aard en omvang van de vindplaatsen 1 en 2 nader vast te stellen door middel van een proefsleuvenonderzoek. Voor de vindplaatsen 1 en 2 wordt tevens aanbevolen de directe omgeving van beide vindplaatsen door middel van een proefsleuvenonderzoek nader te onderzoeken in verband met de mogelijke aanwezigheid van off-site structuren. Voor vindplaats 1 wordt specifiek aanbevolen een proefsleuf ter hoogte van de vermoedelijke restgeul van de Oude Rijn, ter hoogte van boring 4, aan te leggen. Ook ter hoogte van boring 191 wordt aanbevolen een proefsleuf aan te leggen om de aard van de vermoedelijke restgeul nader vast te stellen. Hiernaast wordt op grond van de resultaten aanbevolen de kwaliteit (gaafheid en conservering), aard, datering, omvang en diepteligging van vindplaats 3 eveneens nader vast te stellen door middel van een proefsleuvenonderzoek. Dit om in een vroeg stadium over voldoende gegevens te kunnen beschikken op grond waarvan het bevoegd gezag (gemeente Utrecht) een besluit kan nemen met betrekking tot het al dan niet inpassen van de vindplaatsen. Voor vindplaats 4 en het overige deel van het plangebied worden geen aanbevelingen gedaan voor vervolgonderzoek.