Uit het bureauonderzoek blijkt dat het plangebied is gelegen op een strandvlakte die in ieder geval voor een deel is omgespoten. Op basis hiervan is in het plangebied slechts een kleine kans op archeologische resten. Deze zouden kunnen voorkomen in de top van het strandvlaktezand (Neolithicum – Bronstijd), in de daarover gelegen veenlaag (Bronstijd – IJzertijd) of op het zand dat over de vlakte is verstoven en is afgezet in het plangebied (Romeinse tijd – Nieuwe tijd).
Het veldonderzoek heeft uitgewezen dat de ondergrond inderdaad is verstoord door omwerking voor de bollenteelt. Deze verstoring reikt tot ten minste 4,0 m –mv, waardoor alle archeologische niveaus zijn verdwenen. De verwachting voor het aantreffen van archeologische resten in de strandvlakte blijft uitsluitend bestaan voor het noordwestelijke deel van het plangebied, waar dit niveau nog aanwezig is onder een resterende dunne laag veen. Voor dit niveau geldt echter een lage verwachting, waardoor er geen nader onderzoek noodzakelijk wordt geacht.