Voor het plangebied Waterlaat VI is in opdracht van de Gemeente Bergeijk een archeologisch bureauonderzoek met verkennende boringen uitgevoerd. De terreinen hebben nu een groenbestemming, maar het voornemen is om hier een bergingsvijver en een verbindingssloot aan te leggen. De voorziene grondingrepen zijn een bedreiging voor eventueel aanwezige archeologische sporen en vondsten in de bodem. Het bureauonderzoek is door ACVU-HBS in augustus/september 2010 uitgevoerd. Op basis van de resultaten van het bureau- en booronderzoek is de trefkans op archeologische sporen en vondsten in het noordelijke deelgebied 1 laag. De enige grondsporen die aanwezig kunnen zijn na een afgraving van 2 m zijn waterputten. Dit deel van het plangebied behoeft geen aanvullende maatregelen in het kader van het gemeentelijk archeologisch monumentenzorgbeleid. De aanleg van een waterleiding op het zuidelijke terrein zal schadelijk zijn voor eventuele archeologische resten. Indien de leiding aangelegd wordt door middel van een gestuurde boring en de leiding minimaal enkele decimeters dieper ligt dan de bovenkant van het gele zand van de C-horizont, kan de schade aan eventueel aanwezige archeologische resten beperkt blijven. Als de aanleg door middel van een open ontgraving gerealiseerd dan is het oppervlak en diepte van de ontgraving zodanig dat de kans reëel is dat archeologische resten worden bedreigd. Het advies van de ACVU-HBS luidt om in dit geval niet eerst een beperkt proefsleuvenonderzoek te verrichten in de geplande profielsleuf, maar de graafwerkzaamheden voor het aanleggen van de leidingsleuf te laten uitvoeren onder archeologische begeleiding. Eventueel aanwezige sporen in de leidingssleuf dienen dan te worden onderzocht. Aangezien dit feitelijk opgraven is, behoort voor deze archeologische begeleiding een Programma van Eisen te worden opgesteld