Uit de landschappelijke ligging op een dekzandrug, ver van een gradiëntsituatie naar een beekdal blijkt dat het plangebied in het Paleolithicum en Mesolithicum een ongeschikte vestigingslocatie was voor jagers-verzamelaars, maar vooral vanaf het Neolithicum een geschikte locatie is geweest voor landbouwers. In het hele plangebied kunnen archeologische resten voorkomen uit alle archeologische perioden. De kans op het voorkomen van de resten is laag voor het Paleolithicum en Mesolithicum en hoog voor resten uit het Neolithicum tot en met de Nieuwe tijd.