Laagland Archeologie heeft in augustus 2018 een Inventariserend veldonderzoek - karterende fase uitgevoerd aan de Kortenhoevenseweg te Lexmond. Het onderzoek vond plaats in verband met de ruimtelijke procedure vanwege het voornemen op het terrein bouwwerkzaamheden te verrichten.
Het plangebied ligt in een zone met deels een hoge archeologische en middelhoge archeologische verwachting voor de prehistorie tot de middeleeuwen. De onderszoekslocatie ligt op de stroomgordel van de Lek en de stroomgordel van Kortenhoeven. Hierdoor heeft de onderzoekslocatie een hoge archeologische trefkans. De archeologische resten worden verwacht in de top van de oeverafzettingen. Voor de oeverafzettingen van de Lek geldt een hoge trefkans op archeologische resten en/of sporen uit de periode Romeinse Tijd – Nieuwe Tijd en voor de stroomgordel Kortenhoeven geldt een hoge trefkans voor de periode Mesolithicum – Neolithicum. In een eerder onderzoek dat is uitgevoerd door ARC is geen restgeul aangetroffen. Verder zijn tijdens het verkennende booronderzoek van ARC zijn drie niveaus oeverafzettingen aangetroffen, waarbij het bovenste pakket oeverafzettingen, van de Lek, direct aan het maaiveld ligt. Het is niet bekend tot welke stroomgordel deze afzettingen behoren. In drie boringen zijn laklaagjes aangetroffen aan de top van deze oeverafzettingen. De laklaagjes duiden op een stilstandsfase in de sedimentatie. Dit betekent dat ter plaatse van de laklaagjes bewoning mogelijk is geweest. Ter plaatse van de laklagen blijft de hoge tot middelhoge archeologische trefkans van kracht.
Het onderhavige karterende booronderzoek had tot doel het verwachtingsmodel te toetsen en zo nodig aan te vullen. De karterende boringen hadden tot doel eventuele vindplaatsen op te sporen. Ook hiertoe zijn onderzoeksvragen opgesteld (paragraaf 3.2).
Binnen het plangebied zijn heel plaatselijk oeverafzettingen als erosierest aangetroffen, die waarschijnlijk kunnen worden toegeschreven aan de stroomgordel van Kortenhoeven. Verder zijn afzettingen van een restgeul aangetroffen, waar in twee boringen bovenop een laklaag is aangetroffen op 100 à 140 cm –Mv (0,28 à 0,59 m –NAP). Bovenop de restgeulafzettingen zijn oeverafzettingen aangetroffen met daarin een laklaag op 90 à 110 cm –Mv (0,12 à 0,55 m + NAP). Verder is een stukje houtskool op 80 cm –Mv (0,01 m +NAP) aangetroffen in oeverafzettingen.
Een enkel houtskoolbrokje is echter nog geen vindplaats. Omdat verdere archeologische indicatoren afgezien wat baksteenfragmenten en grindstenen uit de bouwvoor ontbreken wordt op basis van de resultaten van het karterend booronderzoek geen vindplaats verwacht.
Om deze reden adviseren we geen vervolgonderzoek uit te voeren en het plangebied vrij te geven. De implementatie van dit advies is in handen van de gemeente Zederik, hierin vertegenwoordigd door de archeologisch adviseur van de gemeente, de heer E.E.A. van der Kuijl.
Mochten bij graafwerkzaamheden onverhoopt toch archeologische resten worden aangetroffen, dan geldt conform de Erfgoedwet (art. 5.10) een meldingsplicht. Dit kan bij de gemeente of haar regio-archeoloog.
