Het archeologisch onderzoek op de zes kleine binnendijkse locaties G, D, F, A, I en O3 bestond uit een vlakdekkende opgraving, waarvoor de kaders geboden werden in de desbetreffende Programma’s van Eisen. In het oostelijk deel van het plangebied bevindt zich een voormalige restgeul in de ondergrond. Deze oude waterloop komt uit het zuidoosten en buigt ten noordoosten van het nederzettingsterrein van vindplaats 9/57 af in westelijke richting. Tijdens het proefsleuvenonderzoek is deze restgeul aangesneden en in het evaluatieverslag wordt hier expliciet aandacht aan geschonken. Proefsleuf 13 doorsnijdt deze geul en de vulling is bemonsterd met pollenbakken. Niettemin is in het evaluatieverslag van het proefsleuvenonderzoek aangeraden deze restgeul nog eens haaks aan te snijden voor documentatie en bemonstering van de geulopvulling. Dit is Zone I. De coupe over de geul is gerealiseerd met behulp van een werkput van 50 x 6 m. Deze haakse coupe toont restgeulafzettingen over een breedte van 45 m. Daarentegen is de diepte met maximaal 3,30 m gering te noemen. Het Waaloeverkleipakket betreft afzettingen vanaf het begin van de Romeinse tijd tot in de late middeleeuwen. De mate van sedimentatie is wisselend geweest in deze tijdspanne. In ieder geval zijn zowel gedurende de Romeinse tijd als de hoge middeleeuwen perioden geweest waarin sprake was van weinig sedimentaanwas en bodemvorming kon optreden. Nadat in de late middeleeuwen de dijk was opgeworpen langs de Waaloever eindigde de aanvoer van oeversediment