Een archeologisch inventariserend veldonderzoek (IVO) door middel van grondboringen langs de Veghelse Aa, gemeente Veghel (N.-Br.)

Naar aanleiding van de resultaten van het bureau-onderzoek is, in overleg met de opdrachtgever, besloten het archeologisch onderzoek in twee fasen uit te voeren. De eerste fase is een grofschalig verkennend onderzoek om een beeld te krijgen welke percelen in het onderzoeksgebied verstoord zijn en niet interessant voor verder archeologisch onderzoek, en welke percelen een onverstoorde bodem bevatten, en hiervoor een oordeel te geven omtrent de potenti¨ele waarde voor verder archeologisch onderzoek. Uit het verkennend bodemonderzoek is gebleken dat in bijna het gehele traject de bodem, onder een 30 cm dikke bouwvoor, vrijwel intact is. Uit de bodemopbouw blijkt dat een deel van het terrein bestaat uit het opgevulde lage deel van het beekdal en deels uit oeverwallen met daarop dekzand. Er zijn geen oude bodemhorizonten aangetroffen. Het historisch onderzoek (Teekens et al. 2006) beschrijft dat tot 1900 het onderzoeksgebied vooral in gebruik is als weide- en hooilanden. Dit geeft aan dat het vermoedelijke vrij natte gronden zijn geweest waar bewoning niet zal hebben plaatsgevonden. Van andere activiteiten van archeologische aard zoals rituele deposities, depotvondsten, voordes en dergelijke zijn geen aanwijzingen gevonden. Booronderzoek is hiervoor echter niet de meest ge¨eigende methode. Wel zijn er drie gebieden die in aanmerking komen voor verder onderzoek. Dit zijn de gebieden I, II en III in bijlage 1. In deze afbeelding is aangeven waar de verschillende bodems voorkomen. Tevens is aangegeven waar essen (oude gebruiksgronden) voorkomen, zoals aangegeven in het archeologische databestand ARCHIS en waar in het verleden archeologische vondsten zijn gedaan. Het is de combinatie van de ligging aan de rand van de essen, het gegeven dat in de ondergrond tot minstens één meter beneden het maaiveld geen klei of veen voorkomt, en de directe nabijheid van clusters van archeologische waarnemingen die deze terreindelen interessant maakt. Daarbij komt dat in terrein I bewerkt vuursteen is gevonden, en in een boring van terrein III aardewerkfragmenten. Dit zijn tevens terreindelen die ook in het bureau-onderzoek al als aandachtgebieden zijn aangegeven (gebieden L, M, A, B en C). Daarentegen lijken de andere aandachtsgebieden uit het bureau-onderzoek (E, F, G, H, J, K), richting de plaats Erp, niet voor verder onderzoek in aanmerking te komen. Daarom wordt aanbevolen in de terreindelen I, II en III (zie bijlage 2) verder inventariserend onderzoek te verrichten in de vorm van grondboringen in een verdicht grid om op deze manier aanwijzingen te verkrijgen over eventuele archeologische vindplaatsen. Archeologische indicatoren kunnen daarbij informatie verschaffen over aard, datering en omvang van de mogelijke vindplaatsen. Het bevoegd gezag beslist over het vervolgtraject.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-29p-ecm4
PID https://nbn-resolving.org/urn:nbn:nl:ui:13-5ip-ads
Metadata Access https://easy.dans.knaw.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=oai:easy.dans.knaw.nl:easy-dataset:31012
Provenance
Creator Buitenhuis, H.
Publisher ARC b.v.
Contributor ARC b.v.
Publication Year 2009
Rights info:eu-repo/semantics/openAccess; License: http://creativecommons.org/publicdomain/zero/1.0; http://creativecommons.org/publicdomain/zero/1.0
OpenAccess true
Representation
Language Dutch; Flemish
Resource Type Text
Format 22 p.; application/pdf
Discipline Ancient Cultures; Archaeology; Humanities
Spatial Coverage (5.521 LON, 51.631 LAT); Noord-Brabant; Veghel; Veghel / Erp; Veghelse Aa; 45G