RAAP Archeologisch Adviesbureau heeft in januari en februari 2009 een inventariserend veldonderzoek (karterende fase in de vorm van zoeksleuven) uitgevoerd in verband met de geplande aanleg van drie wateropvangbekkens
in de polder De Vier Noorderkoggen. Het onderzoek was verspreid over drie locaties:
Langereis, Liederik en Kooiland in de gemeenten Opmeer en Wervershoof.
Er zijn er acht zoeksleuven aangelegd met een totaal oppervlak van 2633 m².
In de zoeksleuven zijn in alle drie de deelgebieden archeologische sporen aangetroffen. Op onderzoekslocatie Langereis zijn slechts enkele sporen (off-site) aangetroffen: perceelsloten en een daliegat. Deze sporen zijn op grond van hun aard, (stratigrafische) ligging en vondstinhoud in de Late Middeleeuwen/ Nieuwe tijd gedateerd.
In deelgebied Liederik is vastgesteld dat er aanwijzingen zijn voor de aanwezigheid van een archeologische vindplaats uit de Prehistorie (Laat Neolithicum en/of Bronstijd). De aangetroffen sporen bevinden zich onder het restveen in de top van de getijdenafzettingen en bestaan uit greppels en (paal)kuilen. In profiel resteert van de sporen nog hooguit 10 cm. Vermoedelijk heeft de bewoning plaatsgevonden op het, in de loop van de Late Middeleeuwen, verdwenen veenpakket. De sporen zijn ingegraven door het veen tot in de top van de zandige getijdenafzettingen. Met het verdwijnen
van het veen zal de top van de sporen ook verdwenen zijn.
Op de locatie Kooiland is een aantal antropogene sporen aangetroffen. Het betreft enkele paalkuilen en wat verspreide greppels die op basis van stratigrafie ook in de periode Laat Neolithicum/ Bronstijd moeten worden gedateerd. Het lijkt hier in tegenstelling tot deelgebied Liederik niet te gaan om een nederzettingsterrein. De paalkuilen maken waarschijnlijk deel uit van het ‘off-site’
areaal van een in de omgeving gelegen nederzetting. Aangezien het restveen (dat de aangetroffen sporen afdekt) in alle werkputten is aangetroffen, is het ontbreken van sporen in de overige delen van de locatie Kooiland niet het resultaat van latere verstoring.
Er lijkt een duidelijk verband te zijn tussen de aanwezigheid van het restveen en de aanwezigheid van prehistorische sporen. Daar waar het veen geheel verdwenen is (of is opgenomen in de bouwvoor) zijn geen sporen uit de Prehistorie aangetroffen.