Het onderzoeks- en adviesbureau BAAC bv heeft een archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek met behulp van boringen (verkennende fase) uitgevoerd in het onderzoeksgebied Oisterwijksedreef 10 te Haaren. Het onderzoeksgebied omvat drie kleinere plangebieden waarbinnen voorgenomen ontwikkelingen gepland zijn.
Uit het bureauonderzoek kwam naar voren dat binnen het onderzoeksgebied vermoedelijk hoge zwarte enkeerdgronden op dekzand voorkomen. Er zijn vooralsnog binnen het onderzoeksgebied nog geen archeologische waarden bekend, al is de aanwezigheid van archeologische resten uit het neolithicum en de periode ijzertijd – middeleeuwen in de omgeving van het onderzoeksgebied wel aangetoond. Het onderzoeksgebied bleek in 1832 al bebouwd te zijn, al ligt deze bebouwing waarschijnlijk buiten de drie plangebieden. Op basis van het bureauonderzoek wordt een middelhoge verwachting gegeven op archeologische resten uit de periode paleolithicum – mesolithicum, een hoge verwachting op resten uit het neolithicum, een middelhoge verwachting op resten uit de bronstijd en een hoge verwachting op resten uit de periode ijzertijd – nieuwe tijd. Tijdens het veldonderzoek bleek dat in het gehele onderzoeksgebied dekzand voorkomt. Ter hoogte van het westelijke en centrale plangebied is tevens sprake van een plaggendek waardoor over laarpodzolen en hoge zwarte enkeerdgronden gesproken moet worden. In het westelijke plangebied bevindt zich onder de bouwvoor een verstoring van onbekende aard, mogelijk een greppel. In het zuiden van het centrale plangebied werd een ondoordringbaar niveau aangetroffen op 50 centimeter –mv. In het oostelijke plangebied bleek zich een relatief recent ophoogdek te bevinden dat is aangebracht om dit natte terrein droger te krijgen. Desalniettemin stond het grondwater overal in dit plangebied dicht aan het maaiveld.
Op basis van het veldonderzoek blijft de middelhoge verwachting op archeologische resten uit de periode paleolithicum – mesolithicum, de hoge verwachting op resten uit het neolithicum, de middelhoge verwachting op resten uit de bronstijd en de hoge verwachting op resten uit de periode ijzertijd – nieuwe tijd onverminderd gehandhaafd. Voor het centrale plangebied is tevens sprake van een specifiek hoge verwachting op bebouwingsresten uit de late middeleeuwen en nieuwe tijd. Op basis van het veldonderzoek wordt de archeologische verwachting voor oostelijke plangebied bijgesteld naar een lage archeologische verwachting voor alle perioden.
Uit de archeologische verwachting vloeit voor het westelijke en centrale plangebied de noodzaak voort om vervolgonderzoek uit te voeren alvorens de Chorizont verstoort gaat worden. Er wordt geadviseerd dit met een proefsleuvenonderzoek te laten geschieden. Er wordt tevens geadviseerd het oostelijke plangebied vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkeling.
