Eindrapportage archeologisch vooronderzoek (12338.001) Tullekenweg (ong.) te Eerbeek

Gespecificeerde archeologische verwachting Op basis van het archeologisch bureauonderzoek heeft het plangebied een hoge verwachting op het voorkomen van archeologische resten uit alle archeologische perioden vanaf het (Laat-)Paleolithicum. Deze verwachting is vooral gebaseerd op de veronderstelde ligging van het plangebied op een hoger gelegen en met dekzand bedekte daluitspoelingswaaier, als overgangs-/randzone van de ten westen gelegen Oost-Veluwse stuwwal naar het ten oosten gelegen Pleistocene bekken van de Gelderse IJssel (waar de huidige Gelderse IJssel doorheen stroomt). Dergelijke met dekzand bedekte daluitspoelingswaaiers zullen in principe al voor Jagers-Verzamelaars (Laat-Paleolithicum en Mesolithicum) een gunstige ligging hebben gehad als tijdelijke nederzettingslocatie (jachtkampementen). Vanaf het Neolithicum zal het plangebied ook geschikt zijn geweest als nederzettingslocatie voor Landbouwers. Deze van nature voldoende gedraineerde gronden waren ook geschikt als landbouwgronden. Op basis van het historisch gebruik wordt verwacht dat er binnen het plangebied een (dik) plaggendek is opgebracht vanaf in ieder geval het begin van de 19e eeuw en waarschijnlijk al eerder. Het plangebied heeft namelijk deel uitgemaakt van de Molen Enk, een essencomplex dat ten zuiden van de historische dorpskern van Eerbeek heeft gelegen. Gravend onderzoek in de omgeving van het plangebied hebben nederzettingsrestanten opgeleverd vanaf het Midden-Neolithicum. Daarnaast zijn er ook crematieresten uit zowel de Late-Prehistorie als uit de Vroege-Middeleeuwen aangetroffen (urnenveld en grafveld als complextype).

Resultaten inventariserend veldonderzoek De resultaten van het inventariserend veldonderzoek (IVO, verkennende fase) bevestigen de ligging van het plangebied binnen een met dekzand bedekte daluitspoelingswaaier. De bovenste 45 cm betreft waarschijnlijk het opgebrachte plaggendek uit de periode dat het plangebied nog in gebruik was als akkerland, als onderdeel van de Molen Enk. De laag tussen 45 en 60 cm -mv betreft waarschijnlijk een akkerlaag/cultuurlaag van een oudere beakkeringsfase, waarbij vooral bosstrooisel vermengd met mest werd gebruikt om de landbouwgronden vruchtbaar te houden. De van nature gevormde veldpodzolbodem is onder het plaggendek nog voor een groot deel intact aanwezig, vanaf de 1Bhe-horizont. Vanaf gemiddeld 85 cm -mv bevindt zich de 1C-horizont. Dit pakket dekzand loopt door tot circa 190 cm -mv. Hieronder vindt de overgang plaats naar sneeuwsmeltwaterafzettingen (hellingsafspoelingen).

Er geldt dat binnen alle onbebouwde terreindelen van het plangebied het archeologisch potentiële sporenniveau nog merendeels intact is en dat eventueel aanwezig vondstmateriaal opgenomen zal zijn in de fossiele akkerlaag/cultuurlaag en mogelijk ook nog deels in het bovenliggende plaggen-dek. Het niveau waarop archeologische sporen meest zichtbaar zullen zijn bevindt zich rond een diepte van circa 85 cm -mv (op de overgang van de 1BC- naar 1C-horizont).

Conclusie Geconcludeerd wordt dat het gehele plangebied, vanwege de intacte oorspronkelijke bodemopbouw (geen diepgaande recente bodemverstorende ingrepen waargenomen), zijn hoge verwachting op het voorkomen van archeologische resten vanaf het Laat-Paleolithicum behoudt.   Advies Op grond van de resultaten van het inventariserend veldonderzoek wordt door Econsultancy de aanbeveling gedaan om binnen het plangebied een vervolgonderzoek te laten uitvoeren. Er is namelijk sprake van een intacte bodemopbouw binnen het gehele plangebied, waardoor het zijn hoge verwachting behoudt op de aanwezigheid van archeologische resten en/of sporen. Geadviseerd wordt het vervolgonderzoek te laten uitvoeren in de vorm van een proefsleuvenonderzoek. Vooralsnog wordt uitgegaan van één archeologisch sporenniveau. Voor dit onderzoek dient een door de bevoegde overheid goedgekeurd Programma van Eisen te zijn opgesteld, waarin is vastgelegd waaraan het onderzoek moet voldoen.

Behoud van eventueel aanwezige archeologische waarden is alleen mogelijk als er archeologie-vriendelijk gebouwd wordt door niet dieper te ontgraven dan 30 cm onder het huidige maaiveld. In de praktijk zal dit lastig uitvoerbaar zijn, gezien de wens om bouwwerkzaamheden/graafwerkzaamheden uit te voeren tot op de vaste ondergrond (‘bouwen op het gele zand/graven tot aan het gele zand’).

Dit advies is voorgelegd aan het bevoegd gezag in kwestie, Burgemeester en Wethouders van de gemeente Brummen en door middel van een selectiebesluit als zodanig bekrachtigd (beoordeling archeologisch rapport door de heer H.G. Pape-Luijten MA, d.d. 28 april 2020). De bevoegde overheid onderschrijft de noodzaak tot het uitvoeren van een vervolgonderzoek. Echter, het is aan de initiatiefnemer om te kiezen uit de onderstaande scenario’s:

  1. Het reeds uitgevoerde verkennend booronderzoek wordt ‘opgewaardeerd’ naar een karterend booronderzoek, om het gelijk te trekken met het in 2015 door Econsultancy uitgevoerde kartering op het reeds vrijgegeven stuk direct noordelijk aangrenzend het plangebied. a. Op basis van de resultaten van het karterend booronderzoek wordt het plangebied ofwel – al dan niet gedeeltelijk – vrijgegeven, ofwel dient er in het kader van een toekomstige omgevingsvergunning een proefsleuvenonderzoek te worden uitgevoerd in de niet-vrijgegeven delen met de concrete geplande bodemingrepen indachtig. b. Op basis van de resultaten van het proefsleuvenonderzoek wordt het plangebied ofwel – al dan niet gedeeltelijk – vrijgegeven, ofwel dient een definitief onderzoek (zoals een opgraving) te worden uitgevoerd van behoudenswaardige archeologische resten die worden bedreigd door de geplande bodemingrepen.
  2. Er wordt in het gehele gebied direct een karterend/waarderend proefsleuvenonderzoek uitgevoerd met een 10% dekkingsgraad. a. Op basis van de resultaten van het proefsleuvenonderzoek wordt het plangebied ofwel – al dan niet gedeeltelijk – vrijgegeven, ofwel dient er in het kader van een toekomstige omgevingsvergunning een definitief onderzoek (zoals een opgraving) te worden uitgevoerd van behoudenswaardige archeologische resten die worden bedreigd door de geplande bodemingrepen.
Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-x3y-j3ry
PID https://nbn-resolving.org/urn:nbn:nl:ui:13-9n-58qx
Metadata Access https://easy.dans.knaw.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=oai:easy.dans.knaw.nl:easy-dataset:161632
Provenance
Creator Broeke, E.M. ten
Publisher Data Archiving and Networked Services (DANS)
Contributor Broeke, E.M. ten; ir. E.M. ten Broeke (Econsultancy)
Publication Year 2020
Rights info:eu-repo/semantics/restrictedAccess; License: http://dans.knaw.nl/en/about/organisation-and-policy/legal-information/DANSLicence.pdf; http://dans.knaw.nl/en/about/organisation-and-policy/legal-information/DANSLicence.pdf
OpenAccess false
Representation
Language Dutch; Flemish
Resource Type Text
Format application/pdf
Discipline Ancient Cultures; Archaeology; Humanities
Spatial Coverage (6.066 LON, 52.099 LAT); Tullekenweg (ong.); Brummen; Eerbeek; Gelderland