Gaat na de lagere school naar de ambachtsschool en start in de voetsporen van zijn vader als leerling-machinist bij de NS.
Heeft geen directe ervaring met oorlogshandelingen, wel kleinschalige sabotage door het verzet, waaronder het beschadigen van wissels. Krijgt tijdens spoorwegstaking de oproep van Radio Oranje en moet vervolgens onderduiken.
Steelt op 4 januari 1945 hout uit werkplaats van de NS en wordt gearresteerd op 5 januari. Marcheert met van 20 tot 40 man naar Kamp Amersfoort. Vertelt over de inschrijvingsprocedure, het houtcommando, de angst om Kotälla en zijn honden.
Wordt op 5 februari 1945 op transport gesteld naar Duitsland voor de Arbeitseinsatz.
Weet uit de rijdende trein te springen in de omgeving van Stroe.
Is lichtgewond aan zijn hoofd en komt bij een geitenboer terecht. Wordt later per fiets verder gebracht en vindt een onderkomen in Ugchelen, later in Apeldoorn en keert dan terug naar Utrecht, waar hij wordt herenigd met zijn ouders. Blijft ondergedoken tot de bevrijding.