Een opgraving langs de Zandse Plas te Nijmegen-Noord. De zuidelijke helft van vindplaats 78, Archeologische Berichten Nijmegen - Rapport 87

In opdracht van de gemeente Nijmegen heeft Bureau Leefomgevingskwaliteit, Archeologie van de gemeente Nijmegen (BLAN) in maart/april en september/oktober 2017 een opgraving (Definitief Onderzoek; DO) uitgevoerd in het plangebied aan de Zandse plas te Nijmegen-Noord (gemeente Nijmegen). In dit plangebied werden woningen gerealiseerd. Tot op welke diepte de bodem ter plaatse van de bouwkavels verstoord zou worden, was bij aanvang van het archeologisch onderzoek nog niet bekend. Bij werkzaamheden dieper dan 30 cm bestond de kans dat eventueel aanwezige archeologische resten verloren zouden gaan. Meerdere archeologische onderzoeken zijn aan het onderzoek voorafgegaan. Met inventariserend booronderzoek is vindplaats 78 vastgesteld en begrensd. Hoewel bij het vaststellen van de vindplaats, op basis van booronderzoek, werd aangenomen dat het een prehistorische vindplaats betrof, zijn er bij de daaropvolgende onderzoeken geen sporen uit die vroege perioden gevonden. Wel zijn er enkele fragmenten handgevormd aardewerk in lagen aangetroffen. In 2008 is een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd (BLAN-projectcode Nlz5). De verwachting is toen bijgesteld naar een vindplaats met sporen uit de late middeleeuwen en nieuwe tijd. In 2012 is naar aanleiding van de aanleg van de Zandse plas de noordelijke helft van de vindplaats opgegraven door BLAN (projectcode Nlz10). Daarbij zijn vondsten en bewoningssporen uit de late middeleeuwen en nieuwe tijd aangetroffen. Het huidige project Nlz14 sluit daar direct op aan. Gezien de resultaten van het vooronderzoek werden ook voor de zuidelijke helft van de vindplaats dus voornamelijk sporen en vondsten uit de late middeleeuwen en nieuwe tijd verwacht. De zuidelijke helft van de grote vijver uit de 16e en 17e eeuw lag binnen het plangebied en mogelijk zouden er ook restanten aanwezig zijn van een bijbehorend huis of boerderij - die bevond zich immers niet in de noordelijke helft van de vindplaats. Daarnaast werd rekening gehouden met muurwerk van het 19e-eeuwse huis, waarvan reeds funderingsresten gevonden waren. Andere sporen uit de nieuwe tijd die verwacht mochten worden, waren kleiwinningsgreppels en schuttersputten uit de Tweede Wereldoorlog. Doel van de opgraving was het documenteren, registreren en veiligstellen van de behoudenswaardige archeologische resten die zich in de ondergrond van het onderzoeksgebied bevonden, om daarmee informatie te behouden die van belang is voor kennisvorming over het verleden door zowel hierover te rapporteren in onderhavig onderzoeksverslag als het deponeren van onderzoekgegevens en vondsten in het gemeentelijk depot en landelijke databases. Twee kuilen en een greppel worden tot de late bronstijd-vroege ijzertijd gerekend . Dit zijn de enige sporen binnen vindplaats 78 die tot de prehistorie gerekend worden. Verspreid over het terrein zijn tevens fragmenten handgevormd aardewerk in lagen gevonden. De paalsporen van twee roedenbergen, een kuil en een greppel worden gedateerd in late middeleeuwen. Deze sporen zijn een aanvulling op de laatmiddeleeuwse sporen en vondsten die op de noordelijke helft van vindplaats 78 zijn opgegraven (tonputten en de noordelijke helft van de greppel). In de nieuwe tijd zijn er verschillende gebruiksfasen op het terrein te onderscheiden. Om te beginnen een 17e-eeuwse bewoningsfase, hoewel er van het huis zelf geen of zeer weinig resten bewaard zijn gebleven. Tot deze fase behoren een tonput, een bakstenen waterput, enkele greppels en de vijver waarin zeer veel vondstmateriaal bewaard gebleven is. Na het derde kwart van de 17e eeuw is deze bewoning beëindigd en wordt het terrein gebruikt voor kleiwinning. In de 19e eeuw volgt een nieuwe bewoningsfase. De funderingen van het huis zijn in het proefsleuvenonderzoek in 2008 nog waargenomen maar waren voor aanvang van het huidige onderzoek in 2017 reeds verdwenen doordat het terrein in ieder geval gedeeltelijk afgegraven is. Tot deze bewoningsfase behoort ook een bakstenen waterput. Tot slot is het terrein in de Tweede Wereldoorlog gebruikt door zowel Duitsers als geallieerden die er schuttersputten hebben gegraven. Het hoogste sporenvlak ligt op ca. 9,10 m +NAP (ca. 0,50 m -mv), het diepste vlak ligt op ca. 7,60 m +NAP (vlak 300, ca. 1,50 m -mv).

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-zud-xht2
PID https://nbn-resolving.org/urn:nbn:nl:ui:13-g0-1jtq
Metadata Access https://easy.dans.knaw.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=oai:easy.dans.knaw.nl:easy-dataset:117078
Provenance
Creator Harmsen, C.
Publisher gemeente Nijmegen
Contributor Damen, H.G.A; Daniël, A.A.W.J.; Doeve, P.; Haaster, H. van; Hänninen, K.; Hemert, J. van; Heunks, E.; Kokke, W.M.S.; Komen, M.C.M.; Meijer, Y.; Tolboom, M.A.; Venne, A.C. van de; Vermeeren, C.; Verspay-Frank, S.L.; Gemeente Nijmegen
Publication Year 2019
Rights info:eu-repo/semantics/openAccess; License: http://creativecommons.org/licenses/by/4.0; http://creativecommons.org/licenses/by/4.0
OpenAccess true
Representation
Language Dutch; Flemish
Resource Type Dataset
Format application/pdf; image/tiff; image/jpeg; text/xml; archeolink / apr; mapinfo / tab
Discipline Ancient Cultures; Archaeology; Humanities
Spatial Coverage (5.876 LON, 51.877 LAT); Gelderland; Gemeente Nijmegen; Nijmegen; Zandseplas/Woerdsestraat; 01h (kaartblad)