In september 2017 heeft Antea Group een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd voor de aanleg van leidingen in de wijk Coendersborg in Groningen-Zuid. De voorgenomen ingreep kan bodemverstorende werkzaamheden met zich mee brengen, waarbij mogelijk archeologische resten zullen worden vernietigd. Het archeologisch onderzoek vindt plaats in het kader van een omgevingsvergunning. Het doel van een archeologisch bureauonderzoek is het opstellen van een gespecificeerde archeologische verwachting.
Het plangebied bevindt zich op de oostelijke helling van de Hondsrug, direct ten westen van (en grenzend aan) het dal van de Hunze. In de ondergrond worden resten verwacht van een dekzandlandschap. Op veel plaatsen van het plangebied komt de keileem of keizand echter op geringe diepte voor (binnen 1,2 m onder oorspronkelijk maaiveld). Dit komt gedeeltelijk door de afgraving van de keileembulten ten behoeve van het strategisch belang van de stad Groningen na het beleg van 1672.
Eerder archeologisch gravend onderzoek heeft aangetoond dat het onderzoeksgebied een lange bewoningsgeschiedenis kent. In de woonwijk betreft het veelal losse waarnemingen en vindplaatsen zonder duidelijk complex. Iets lager op de flank van de Hondsrug hebben echter grote opgravingen plaatsgevonden waarbij resten zijn aangetroffen van een vuursteenvindplaats uit het mesolithicum en neolithicum en resten van een omvangrijke nederzetting uit de ijzertijd. Een specifieke verwachting geldt voor het aantreffen van resten uit de late middeleeuwen tot en met de nieuwe tijd die in verband staan met de boerenerven en buitenplaatsen in het gebied, te weten van de Coendersborg en van Landlust (beide aan de Domela Nieuwenhuislaan).
Het plangebied ligt in het trottoir van een na-oorlogse woonwijk. Er is sprake van een ophogingspakket en de aanleg van bovengrondse en ondergrondse infrastructuur hebben vooral in de trottoirs waarschijnlijk tot een aanzienlijke bodemverstoring geleid. Het is echter wel mogelijk dat de bodem en plaatselijk de wanden van de sleuf een (deel van een) oorspronkelijk bodemprofiel vertonen en theoretisch kunnen hierbij vindplaatsen uit de prehistorie, Romeinse tijd en vroege middeleeuwen worden doorsneden.
