Uit het booronderzoek is gebleken dat de van nature aanwezige veldpodzolgrond in het westelijke deel van het plangebied nog aanwezig is, maar veelal is verploegd. In het oosten van het plangebied is de bodemopbouw geroerd tot in het onveranderde moedermateriaal (de C-horizont). Op basis hiervan is de lage verwachting voor vuursteenvindplaatsen uit het Laat-Paleolithicum tot en met het Neolithicum behouden. In het westen van het plangebied is de hoge verwachting voor nederzettingsresten uit het Neolithicum tot en met de Volle Middeleeuwen (tot in de 13e eeuw) gehandhaafd. In het oosten van het plangebied is deze verwachting bijgesteld naar een lage verwachting. De resultaten van het booronderzoek geven geen aanleiding om de lage verwachting voor resten uit de Late Middeleeuwen (vanaf de 13e eeuw) tot en met de Nieuwe tijd bij te stellen.