Van mergelgroeve tot voorburcht. Archeologisch onderzoek op de Haselderhof van kasteel Valkenburg

In opdracht van de Stichting Kasteel van Valkenburg, en onder begeleiding van Kieft Partners Bouwadvies, heeft BAAC bv (onderzoeks- en adviesbureau voor Bouwhistorie, Archeologie, Architectuur- en Cultuurhistorie) te ‘s-Hertogenbosch, een opgraving en een archeologische begeleiding onder protocol opgraven uitgevoerd op het voorburchtterrein van kasteel Valkenburg in Valkenburg (Gemeente Valkenburg aan de Geul, provincie Limburg). Tevens is een Archeologische Begeleiding onder protocol opgraven uitgevoerd aan het Grendelplein, ter hoogte van de ingang naar het kasteelterrein. Het onderzoek heeft gefaseerd plaatsgevonden van maart tot en met juni 2012, en in april 2013. Het onderzoek heeft belangrijke informatie opgeleverd over het gebruik van het voorburchtterrein.

Ter plaatse van het onderzoeksgebied is slechts op enkele plekken een natuurlijke bodem, in de vorm van vaste mergel, aangetroffen. Het betreft een vaste mergelrots en mergelmuur die ter hoogte van het geplande horecagebouw is aangetroffen. De rest van het terrein bestaat volledig uit antropogene ophogings- en opvullingslagen.

Op basis van de resultaten van het archeologisch onderzoek op het voorburchtterrein van kasteel Valkenburg zijn zes verschillende gebruiksfasen onderscheiden. De eerste fase betreft de mergelgroeve, waarvan tijdens het onderzoek resten zijn teruggevonden. De mergelgroeve is, nadat deze buiten gebruik raakte, deels opgevuld met schoon mergelpuin en –gruis. Er zijn geen vondsten in deze vulling aangetroffen, waardoor de datering van de groeve lastig is. Op basis van bovenliggende lagen weten we dat de groeve niet later kan zijn dan 12e-eeuws. Aangezien mergel pas vanaf het einde van de 11e eeuw grootschalig wordt gebruikt als bouwmateriaal, is een datering in de 11e/12e eeuw het meest waarschijnlijk. Het is echter niet geheel uit te sluiten dat de groeve toch vroeger is. Het is mogelijk dat de mergel uit deze groeve is gebruikt voor de bouw van de zestienhoekige toren, op het kasteelterrein. Als de mergelgroeve daar inderdaad voor is gebruikt, kan dat betekenen dat de toren enkele decennia vroeger dateert dan over het algemeen wordt aangenomen. De toren zou dan mogelijk niet in 1160/1170 gebouwd zijn, maar al aan het einde van de eerste helft van de 12e eeuw.

Nadat de groeve is opgevuld met mergelpuin en –gruis raakt het terrein begroeid. Deze vegetatiefase is als Fase 2 aangeduid. Een van de aanwijzingen voor begroeiing is een donkere, humeuze laag in het noorden van het onderzoeksterrein, en die is geïnterpreteerd als strooisellaag. Daarnaast zijn in twee laagtes, die zijn opgevuld met bruingrijs mergelgruis, met daarineen grote hoeveelheid slakkenhuizen. De vulling van de laagtes kan resten van de strooisellaag bevatten. De slakkenhuizen uit de laagtes wijzen op de aanwezigheid van een dichte bosbegroeiing van enige ouderdom. Gezien de grote variatie in zowel soorten slakken als hun grootte (1 tot 50 mm) is het uitgesloten dat het om voedselafval gaat. Ze moeten van nature op het terrein zijn voorgekomen. Waarschijnlijk is het terrein geëgaliseerd nadat de bosbegroeiing is verwijderd. Op basis van het aardewerk dat gevonden is in horizonten die aan fase 2 zijn toegeschreven, kan deze fase gedateerd worden tussen circa 1050 en 1200. Fase 2 zal echter niet vroeger dan het einde van de 11e eeuw dateren, aangezien dat ook de vroegste datering voor fase 1 is.

Na deze periode waarin het terrein ogenschijnlijk heeft braak gelegen, lijkt het in Fase 3 pas daadwerkelijk als voorburcht in gebruik genomen te worden. De voorburcht wordt ommuurd, en er worden huishoudelijke activiteiten op het terrein ontplooid. Hiervan zijn in het oosten van het terrein de restanten van twee ovens aangetroffen. Het betreft een hoefijzervormige oven en een U-vormige oven, beide opgebouwd uit leem. De hoefijzervormige (zuidelijke) oven is het best bewaard. Hiervan zijn de vloer en de onderste circa 20 cm van de wand nog intact aanwezig. Onder de U-vormige oven is een grote hoeveelheid aardewerk aangetroffen, die is gebruikt als puinfundering voor de vloer. De ovens zijn waarschijnlijk in gebruik geweest als broodovens. Paalsporen die in de buurt van de ovens liggen wijzen er waarschijnlijk op dat ze overdekt zijn geweest. Duidelijke paalconfiguraties in de vorm van bijvoorbeeld afdaken zijn echter niet aangetroffen. Wel is tussen de ovens, en ten zuiden daarvan, een vloerniveau herkend. Dit wijst erop dat de ovens (vrijwel) gelijktijdig in gebruik zijn geweest. Fase 3 kan op basis van het vondstmateriaal, gecombineerd met de 14C-dateringen die voor deze fase voorhanden zijn, gedateerd worden tussen circa 1125 en 1190.

Fase 4 en 5 behelzen de verdere opvulling van de mergelgroeve en de ophoging van het terrein. In fase 4 zijn enkele kleinschalige lineaire structuren van mergelblokken aanwezig. Het is niet duidelijk wat de functie van de structuren is. Wel vertonen sommige van de mergelblokken duidelijk sporen van verbranding. Fase 4 kan op basis van het aardewerk gedateerd worden tussen het einde van de 12e eeuw en circa 1300; Fase 5 dateert tussen de 13e eeuw en circa 1400.

Fase 6 betreft de inrichting van het terrein voor toeristische doeleinden, in de 20e eeuw. Hiervan zijn onder andere rioleringsbuizen, een bezinkput en de resten van een kiosk aangetroffen.

Naast interessante sporen heeft het onderzoek twee bijzondere vondsten opgeleverd. Het betreft fragmenten van twee verschillende zegelstempels. De vondst van dergelijke objecten is bijzonder te noemen. Het komt zelden voor dat zegelstempels worden teruggevonden waarvan de eigenaren aan de opgravingslocatie kunnen worden verbonden. De stempels zijn beide afkomstig uit verstoorde context. Het eerste zegelstempel is te dateren rond 1270 n.Chr., en heeft toebehoord aan Walram, heer van Monschau en Valkenburg, bijgenaamd Walram de Rosse. Enkele oorkondes uit de periode 1269/1270 zijn met dit stempel bezegeld. Van het tweede zegelstempel, dat van Elizabeth, zijn geen afdrukken bekend. Het is dan ook niet met zekerheid te zeggen aan welke Elizabeth het stempel heeft toebehoord. De moeder en de dochter van Walram zijn de belangrijkste kandidaten. In dat geval zou ook dit stempel in de 13e eeuw te dateren zijn.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-z2m-gumf
PID https://nbn-resolving.org/urn:nbn:nl:ui:13-jzmy-n4
Related Identifier https://doi.org/10.17026/dans-xrg-58k2
Metadata Access https://easy.dans.knaw.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=oai:easy.dans.knaw.nl:easy-dataset:66265
Provenance
Creator Kimenai, P.
Publisher Data Archiving and Networked Services (DANS)
Contributor Hendriksen, M.; Huijbers, A.; Zeiler, J.; BAAC bv; Stichting Kasteel van Valkenburg
Publication Year 2016
Rights info:eu-repo/semantics/openAccess; License: http://creativecommons.org/licenses/by/4.0; http://creativecommons.org/licenses/by/4.0
OpenAccess true
Representation
Language Dutch; Flemish
Resource Type Dataset
Format application/pdf; image/tiff; application/msword; image/jpeg; Microsoft Excel; image/png
Discipline Ancient Cultures; Archaeology; Humanities
Spatial Coverage (5.831 LON, 50.863 LAT); Limburg; Valkenburg aan de Geul; Valkenburg; Kasteel Valkenburg, Grendelplein