‘De mannen met de schoppen’. Onderzoek naar NAD-kamp 235 (Wierden II,‘Westervenne’), gemeente Wierden

In opdracht van Arcadis, namens Rijkswaterstaat (RWS), heeft het onderzoeks- en adviesbureau BAAC een archeologisch bureauonderzoek met aanvullend archiefonderzoek en veldinspectie uitgevoerd naar resten van een kamp van de Nederlandsche Arbeidsdienst in Wierden kamp 235, Wierden II (‘Westervenne’)). Aanleiding voor het onderzoek is de aanleg van de N35, vastgesteld in het Tracébesluit N35 Nijverdal – Wierden.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn verspreidt over Nederland tientallen werkkampen voor de Nederlandsche Arbeidsdienst aangelegd. Twee van deze kampen kwamen in Wierden te liggen, Wierden I en Wierden II (‘Westervenne’). Wierden II had een typerende opzet met een relatief rechthoekig grondplan. In het noorden, richting de spoorweg, lag het exercitieterrein met daaromheen zeven barakken: vier werkersbarakken, één wasbarak, één gymnastiekbarak en één kantinebarak. De ingang lag aan de Nijverdalsestraat en was voorzien van een houten toegangspoort. Achter deze poort en ten zuiden van het exercitieterrein lagen de facilitaire bouwwerken, zoals de garage-, rijwiel-, specialisten-, bureel-, rustkamer-, gereedschap-, en keukenbarak, rondom een netjes aangelegde tuin met twee siervijvers. De barakken waren op het stroomnet aangesloten door middel van een bovengrondse aansluiting. Ondergronds bevonden zich de waterleidingen, putten, septic tanks en riolering. Ten westen van het kamp lag het sportveld met naastgelegen hindernisbaan.

In het kamp was er ook bijzondere aandacht voor de inrichting en decoratie van het terrein. De mannen legden onder andere plantsoenen met heesters en rozen, ornamenten van zwerfkeien, een bakstenen monument met bloemen, siervijvers, asfaltvijvers, houten hekken van berkenstammen en jonge beplanting aan. Het terrein kreeg hiermee een ander uiterlijk dan de veel strakkere militaire complexen zoals kazernes. Op basis van het bureauonderzoek en de aanvullende veldinspectie zijn de volgende structuurtypes binnen het kamp te verwachten: - Schuilloopgraven De twee schuilloopgraven bevinden zich achter de gymnastieken kantinebarak. Deze structuren zijn goed geconserveerd en nog steeds visueel aan het maaiveld zichtbaar. Dit blijkt onder andere uit de analyse van de AHN3 en de veldinspectie. De sporen kunnen direct vanaf het maaiveld tot een diepe van circa 180 cm worden verwacht. - Barakken Binnen de omheining van het kampterrein kunnen 19 barakken worden verwacht. Het gaat om vier werkersbarakken, twee privaatgebouwen, gymnastieklokaal, kolenopslag, vuilnisbak, kantine-, keuken-, was-, rijwiel-, voertuigen-, bureel-, rustkamer-, kader-, gereedschappen- en specialistenbarak. De funderingen bestaan uit rood baksteen en hebben een maximale funderingsdiepte van circa 50 tot 60 cm. Bij de veldinspectie en- Monument In het centrale deel van het kamp lag net ten noorden van de siervijver een rood bakstenen monument. De resten van dit monument bevinden zich vandaag de dag nog aan het maaiveld. De fundering is in redelijke staat. Het terrein is hier na de oorlog nagenoeg onveranderd gebleven en niet geëgaliseerd waardoor het monument direct vanaf het maaiveld kan worden verwacht. - Toegangspoort De toegangspoort bestond uit een houten constructie die met palen was gefundeerd. Deze resten zijn geheel verstoord bij de aanleg van de huidige Nijverdalsestraat en het daarnaast gelegen fietspad. In het terrein konden ook geen resten meer worden waargenomen, waardoor wordt aangenomen dat deze volledig zijn verstoord. - Exercitieterrein Het exercitieterrein vormde het hart van het kamp en werd gebruikt voor het appel, muziekuitvoeringen, inspecties en oefeningen. Het betreft een open terrein zonder enige bebouwing, met uitzondering van twee vlaggenmasten (in het zuiden) en aarden wallen langs de randen. Vandaag de dag zijn zowel de vlakte als de drie wallen relatief goed geconserveerd en aan het maaiveld waarneembaar. Op de noordelijke wal zijn zelfs de in de oorlog aangeplante bomen aanwezig. De resten van de vlaggenmasten zijn niet teruggevonden, maar kunnen archeologisch nog wel aanwezig zijn. Door het intensieve gebruik van dit terrein kunnen er in dit gebied in de bouwvoor diverse kleine (metalen)objecten aanwezig zijn die hier zijn verloren of weggegooid. - Hindernisbaan Westelijk van het centrale kampterrein lag een hindernisbaan. Deze bestond uit enkele eenvoudige hindernissen uit hout, aarde, zandzakken en metaal. De resten van de hindernisbaan zijn na de oorlog waarschijnlijk grotendeels aangetast door de aanleg van verschillende kleine bijgebouwen en het egaliseren van dit deel van het kamp. Op de delen die niet diep zijn verstoord kunnen nog sporen van paalgaten, kuilen en greppels van de daadwerkelijke hindernissen worden verwacht. - Sportveld Ten westen van de bebouwing van het kamp, lag in het heidegebied een ovaal sportveld. Het betrof een geëgaliseerd terrein zonder bebouwing. Op deze locatie worden nagenoeg geen tot zeer weinig archeologische resten verwacht. Ook op basis van de gegevens uit het de veldinspectie en de AHN3-analyse kan het terrein niet meer als zodanig worden herkend. Dit komt deels door naoorlogs gebruik van het terrein en de egalisatie die hier heeft plaatsgevonden. - Sierornamenten (tuin) In de plantsoenen zijn diverse sierornamenten van hout en keien aangelegd. Deze structuren zijn niet herkenbaar op de geanalyseerde hoogtemodellen, maar kunnen archeologisch wel goed bewaard zijn gebleven. In de bouwvoor kunnen resten van de gebruikte keien, funderingen of paalgaten nog steeds aanwezig zijn. - Afrastering In het kamp zijn verschillende afrasteringen aangelegd. Het gaat om rijen van naast elkaar gelegde keien, geplante bomen- en struikenhagen, hekwerken en prikkeldraad. Van deze afrasteringen kunnen de keien, paalgaten en plantgaten (in het geval van de hagen) archeologisch worden verwacht. Geen van de afrasteringen werd tijdens de veldinspectie aan het maaiveld waargenomen. Aangezien de omringende funderingen intact zijn, kan wel worden verwacht dat ook de resten van de afrasteringen archeologisch goed bewaard zijn gebleven. De resten kunnen vanaf het maaiveld worden verwacht. - Resten tuinaanleg Het kamp kende een vooraf ontworpen tuinaanleg. Uit de geanalyseerde hoogtemodellen en de veldinspectie blijkt dat deze tuinaanleg in ruimtelijke zin nog steeds als zodanig in het huidige landschap herkenbaar en zichtbaar is. Sporen die direct vanaf het maaiveld of net onder de bouwvoor kunnen worden verwacht zijn plantgaten, paalgaten, kuilen, afvalkuilen en greppels. - Eenmansgaten Langs de Nijverdalsestraat komen meerdere eenmansgaten voor. Normaliter kunnen deze resten direct vanaf het maaiveld tot op een diepte van circa 60 tot 100 cm beneden maaiveld voorkomen. Uit het bureauonderzoek blijkt echter dat de huidige Nijverdalsestraat dermate is uitgebreid dat deze sporen geheel zijn verdwenen. - Splitterboxen Om voertuigen veilig te kunnen stallen en tegen rondvliegende scherven en kogels te beschermen, werden nabij het kamp langs de Nijverdalsestraat splitterboxen aangelegd. Deze structuren bestonden uit een aarden wallichaam dat mogelijk versterkt kon zijn (bijvoorbeeld met hout of zandzakken). Uit het bureauonderzoek en de veldinspectie blijkt dat deze resten niet meer aan het maaiveld zichtbaar zijn en deze volledig zijn verstoord bij de uitbreiding van de huidige Nijverdalsestraat. - Ondergrondse infrastructuur (riolering, kabels en putten) Door het hele kamp was een ondergrondse infrastructuur aangelegd in de vorm van riolering, kabels en putten. Tijdens de veldinspectie zijn geen delen van de ondergrondse infrastructuur teruggevonden op één afsluiterput (baksteen) en één septic tank (beton) na.Beide lagen direct ten zuiden en oosten van de noordelijke privaatbarak. Er zijn geen gegevens bekend over het rooien van het riool of kabels en leidingen, waardoor wordt aangenomen dat de structuren nog intact in de bodem aanwezig zijn. De sporen worden op een diepte van circa 20 tot 120 cm beneden maaiveld verwacht, met uitzondering van de putten die direct vanaf het maaiveld tot op een nog onbekende diepte aanwezig kunnen zijn. Zeker de stapelputten kunnen hier tot enkele meters beneden maaiveld zijn aangelegd.

De resten van het kamp zijn grotendeels aan het maaiveld zichtbaar en kunnen zodoende direct vanaf en/of op het maaiveld worden verwacht tot een diepte van circa 180 cm –maaiveld (maximale diepte van de schuilloopgraven en vijvers). De barakfunderingen zijn minder diep uitgevoerd en worden tot slechts 100 cm – maaiveld verwacht. De verstoringsgraad van de woonhuizen, bijgebouwen en het autowrakkenterrein is minimaal. In de tuinen bleven de sporen en funderingen intact. Het nieuwe tracé van de N35 loopt hoofdzakelijk door het zuiden van het kampterrein en onderzoeksgebied. De locaties van de siertuin met vijvers, paden, ondergrondse infrastructuur, asfaltvijver en de bureel -, rustkamer-, voertuigen-, keuken-, gereedschappen-, rijwiel- en specialistenbaraken worden hierbij verstoord. Door de schaal van de werkzaamheden wordt echter verwacht dat het nog zeer goed bewaard gebleven noordelijke deel van het kamp aanzienlijk aangetast zal gaan worden.

Op basis van het bureauonderzoek en de veldinspectie kan aan het onderzoeksgebied een hoge verwachting worden toegekend op het aantreffen van archeologische waarden uit de oorlogsjaren. Voorafgaand aan de geplande ingrepen wordt dan ook geadviseerd om bij een verstoring direct vanaf het maaiveld vervolgonderzoek te laten plaatsvinden in de vorm van een proefsleuvenonderzoek (protocol IVO-P)1 met een mogelijke doorstart naar een opgraving. Als op de locaties van de al bekende, goed geconserveerde barakken bodemverstorende activiteiten plaatsvinden, wordt geadviseerd de resten direct te documenteren middels een opgraving (opgraven, landbodems). Voorafgaand aan dit onderzoek dienen de eisen, waaraan het onderzoek dient te voldoen, te worden vastgelegd in Programma van Eisen (PvE).

Ook wanneer mogelijke OCE-werkzaamheden binnen het plangebied worden uitgevoerd, wordt aanbevolen de benaderingen en civieltechnische werkzaamheden te begeleiden, daar er een grote kans bestaat dat de archeologische resten worden verstoord. Voor deze werkzaamheden zou een vervolgonderzoek in de vorm van een ‘IVO-P-variant archeologische begeleiding’ met een mogelijke doorstart naar een ‘opgraving – variant archeologische begeleiding’ aan te bevelen zijn.

Noot 1: IVO-P = proefsleuvenonderzoek.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-z4t-xzyk
PID https://nbn-resolving.org/urn:nbn:nl:ui:13-vw-l8n3
Metadata Access https://easy.dans.knaw.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=oai:easy.dans.knaw.nl:easy-dataset:178426
Provenance
Creator Warmerdam, N.W.T.; Beckers, D.
Publisher BAAC
Contributor BAAC; Arcadis Nederland BV
Publication Year 2020
Rights info:eu-repo/semantics/restrictedAccess; License: http://dans.knaw.nl/en/about/organisation-and-policy/legal-information/DANSLicence.pdf; http://dans.knaw.nl/en/about/organisation-and-policy/legal-information/DANSLicence.pdf
OpenAccess false
Representation
Language Dutch; Flemish
Resource Type Text
Format application/pdf; .pdf
Discipline Ancient Cultures; Archaeology; Humanities
Spatial Coverage (6.558 LON, 52.361 LAT); Overijssel; Gemeente Wierden; Wierden; Nijverdal-Wierden N35