In opdracht van Vitens watertechnologie heeft het onderzoeks- en adviesbureau voor Bouwhistorie, Archeologie, Architectuurhistorie en Cultuurhistorie (BAAC bv) een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd op de locaties De Dakhaas en 't Oelen. Dit onderzoek vormt een onderdeel van de MER-procedure voor de vergunningsaanvraag voor de ontwikkeling van een nieuw waterwingebied in het gebied Rectum-Ypelo (bij Wierden), waarbij wateronttrekkingsputten en enkele leidingen worden aangelegd. Als gevolg van de hiervoor benodigde graafwerkzaamheden (tot minimaal 1,5 m diepte), bestaat er een gerede kans dat archeologische waarden verstoord of vemietigd zullen worden. Daarnaast zal er een verlaging van de grondwaterspiegel optreden in het onderzoeksgebied. Een dergelijke verlaging vormt met name een bedreiging voor organische archeologische resten op het moment dat deze resten boven de grondwaterspiegel komen te liggen. Hierdoor kunnen rottingsprocessen in werking treden, die eventuele organische resten aantasten. Alvorens deze ontwikkeling gaat plaatsvinden is er op het gehele plangebied eersteen archeologisch veldonderzoek uitgevoerd om een beeld te krijgen van archeologische waarden in het plangebied. Zodoende kan de impact van de geplande werkzaamheden op de aanwezige archeologie worden bepaald.

Waterwingebied In het waterwingebied is een relatief grote vuursteensite aangetroffen. Tijdens de waarderende fasen 2 en 3 is getracht afzonderlijke vuursteenplaatsen cq. kampementen in kaart te brengen ten behoeve van de planvorming. Uit deze waarderende fase is echter gebleken dat er moeilijk afzonderlijke vuursteenconcentraties aan te wijzen zijn en er over een groot oppervlak bewerkt materiaal aanwezig is. Hieruit kan geconcludeerd worden, dat naar alle waarschijnlijkheid de keileemrug voor een lange periode gedurende de Steentijd bewoond is geweest.

Tracés Oost en West Direct ten noordoosten van de plantracé oost zijn ter hoogte van boerderij Rehoboth (Rijssensestraat 81) in het verleden waamemingen gedaan, die wijzen op de aanwezigheid van een urnenveld uit de Late-Bronstijd - Vroege-IJzertijd. Tijdens het veldonderzoek zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen nabij deze locatie. Kenmerkend echter voor een urnenveld is dat er slechts weinig archeologisch materiaal aanwezig is. Een urnenveld bestaat over het algemeen uit enkele aardewerken potten met een hoeveelheid grondsporen. De kans op aantreffen van dit aardewerk bij een booronderzoek is zeer klein. De aanwezigheid van een urnenveld ter plaatse van het oostelijke tracé is daarom beter aan te tonen door middel van een proefsleuvenonderzoek. Indien bij de definitieve planvorming besloten wordt een waterleiding aan te leggen via het oostelijke tracé, dan wordt aanbevolen ter plaatse van boring 140 tot en met 148 (Bijlage 2) de graafwerkzaamheden op het leidingtracé door archeologen te laten uitvoeren en eventuele sporen te documenteren en vondsten te bergen. Binnen dit tracé valt eveneens de locatie van de voormalige dobbe ter plaatse van boring 140 -142. Geadviseerd wordt om bij een vervolgonderzoek ter aanvulling enkele boringen uit te voeren voor monstername ten behoeve van pollenonderzoek. Op basis van deze gegevens is het mogelijk aanvullend inzicht te krijgen in klimaatsverandering, vegetatieontwikkeling en bewoningsgeschiedenis van de directe omgeving van het onderzoeksgebied. Daarnaast ontstaat een beeld van de genese en de omvang van de dobbe.