Bij één van de laatste razzia’s in de Duitse bezettingstijd werd deze jongeman naar Dachau gebracht als dwangarbeider voor de Duitsers. De Amerikaanse bevrijders brachten hem enkele maanden later weer thuis, doodziek. In februari 1947 moest hij opkomen voor de militaire dienst in Amersfoort, bij de infanterie. Hij had bij de keuring al kenbaar gemaakt dat hij antimilitarist was. Vanuit zijn belangstelling wist hij wel wat er aan de hand was in Nederlands Indië en hij wilde niet aan oorlogshandelingen deelnemen. Omdat hier in eerste instantie weinig mee gedaan werd, heeft hij een brief geschreven aan het ministerie. Uiteindelijk is hij als hospik aan een infanterie-eenheid toegevoegd die in juni 1947 naar Indië werd uitgezonden. De Indië-oorlog door de ogen van een hospik die ook oog heeft voor de armoede en ziekte van de lokale bevolking.