Tijdens de archeologische begeleiding zijn in vier werkputten grondsporen aangetroffen. Het gaat om vier, solitair liggende, kuilen in de werkputten 6, 7, 10 en 11. De sporen zijn mogelijk (paal)kuilen, maar vanwege het ontbreken van vondstmateriaal is er geen datering of functie aan de sporen te verbinden.
Vanwege het ontbreken van vondstmateriaal en het feit dat er veel natuurlijke verstoringen in het gebied voorkomen, in de vorm van wortels van bomen en struiken, is het niet ondenkbaar dat deze sporen geen (paal)kuilen zijn, maar resten van plantgaten van bomen of struiken. Het gebied is in de jaren ’30 van de vorige eeuw bebost en was daarvoor heidegebied.
Op grond van het bovenstaande kan voor het onderzochte gebied de hoge archeologische verwachting naar omlaag worden bijgesteld.
Dit betekend dat de waardering van het plangebied laag is en als niet behoudenswaardig wordt aangemerkt. Het advies luidt dan ook het plangebied vrij te geven voor verdere ontwikkeling.