Een soodanigh heerensaal…dat nu oock gantschelijck verwildert en verdestrueert is: De Hunenborg te Volthe, gemeente Dinkelland

Een eeuw nadat de Leidse archeoloog Holwerda er in 1916 onderzoek verrichtte, wordt de walburg de Hunenborg te Volthe (gemeente Dinkelland) opnieuw in de schijnwerpers gezet. Het terrein van de hoofdburcht, een rijksmonument, is in de loop van de jaren begroeid geraakt met bomen en struikgewas als gevolg van achterstallig onderhoud. Frequent optredende windworp is desastreus voor de archeologische resten. Het terrein is momenteel moeilijk bereikbaar, slecht zichtbaar en daarom niet of nauwelijks beleefbaar. Om dit te verbeteren, wordt een multidisciplinair project uitgevoerd met als doel de Hunenborg te ontsluiten voor een groter publiek, gecombineerd met beheersmaatregelen. Via archeologisch onderzoek en onderzoek naar de landschapsgeschiedenis zijn ten behoeve van de inrichting/ontsluiting op en rond het monument gegevens verzameld, waarmee vragen met betrekking tot de ouderdom, de landschappelijke context en functie van de Hunenborg beantwoord kunnen worden.

De Hunenborg bestond in aanleg uit een ovale hoofdburcht (ca. 220 bij 160 m) met een binnenen buitenwal en werd omgeven door een 25 m brede gracht, met ten noorden daarvan een rechthoekige voorburcht (ca. 190 bij 115 m) omgeven door een enkelvoudige wal en een circa 15 m brede gracht. Een analyse van historische gegevens wijst op de bisschop van Utrecht als de meest plausibele bouwheer van de burcht, die op een lage dekzandrug, in een door beeklopen versneden overstromingsvlakte aan de westzijde van het Dinkeldal, is gelegen. De natuurlijke bodems op het burchtterrein duiden op relatief natte bodemomstandigheden. Pollenanalyse toonde aan dat echt natte vegetaties van open water en moerassen voorafgaand aan de bouw van de burcht maar een bescheiden rol speelden.

Door het onderzoek in 1916 zijn we ingelicht over de opbouw en inrichting van de hoofdburcht. Vastgesteld is dat het binnenterrein vooral op de flanken van de dekzandrug was opgehoogd. Op het zuidoostelijke deel van het terrein van de hoofdburcht werden de resten van een omvangrijk stenen gebouw (ca. 17 bij 28 m) gelokaliseerd. Tevens werd geconstateerd dat de circa 10 m brede, aangrenzende binnenwal bestaat uit een kern van heideplaggen met een hoogte van circa 130 cm, waarover zand is gestort. Aan de buitenzijde van de wal werd een palissadegreppel herkend. In het westen en noorden van het terrein werden resten van houten bebouwing in kaart gebracht. Er zijn geen aanwijzingen dat de uitleg van de burcht, die vanuit het zuiden te bereiken was via een (later verhoogde) toegangsweg, gedurende het gebruik daarvan is veranderd.

Op het terrein van de hoofdburcht heeft in 2015/2016 een geofysisch onderzoek en een proefsleuvenonderzoek plaatsgevonden. Het geofysisch onderzoek heeft – met uitzondering van de uitbraaksleuven van het al bekende stenen gebouw – geen eenduidige structuren opgeleverd. Het belangrijkste onderdeel van het hier gerapporteerde onderzoek op de hoofdburcht, was het opsporen en opnieuw opgraven van Holwerda’s sleuf A uit 1916, ter hoogte van de resten van het stenen gebouw. Een opgave die uitstekend is geslaagd. Bovendien bleek na het verwijderen van de stort van de oude opgravingsput dat vooral de profielen een schat aan gegevens bevatten. De opbouw van de hoge wal, die de gehele hoofdburcht omgeeft, is in beide profielen gedocumenteerd. Bovendien zijn er aanwijzingen in de vorm van paalsporen voor een of enkele houtbouwfasen, voorafgaand aan de bouw van de steenbouw. Daarvan zijn de funderingen en het opgaande muurwerk volledig uitgebroken. Op basis van waarnemingen van Holwerda betrof het vermoedelijk kistmuren bekleed met Bentheimer zandsteen. Daarnaast is gebruik gemaakt van tufsteen, een steensoort die in Oost-Twente verder nergens is toegepast. Binnen het stenen gebouw zijn resten gevonden van minstens twee vloerniveaus, die van elkaar gescheiden waren door ophogingslagen. Zoals Holwerda reeds constateerde, is het binnenterrein met zand opgehoogd.

Het terrein van de voorburcht (met een omvang ca. 190 bij 115 m) is door middel van boringen en bodemradar onderzocht. Sinds de ontginning in 1858 zijn de wallen van de voorburcht genivelleerd en de grachten grotendeels gedempt. Ook de voorburcht is aangelegd op een lage dekzandrug, waarvan het oppervlak echter niet of nauwelijks is opgehoogd. Op de hoge delen van deze rug is een veldpodzol aangetroffen, op de flanken goor- en beekeerdgronden. Plaatselijk is een dunne laag veen bewaard gebleven onder de opgebrachte grond in het tracé van de voormalige wal. Op drie plaatsen is de gedempte, 15 m brede gracht gelokaliseerd. De vulling van de gracht bestond uit humeus zandig materiaal van de voormalige wal en uit kleiig, natuurlijk (beek)bezinksel, door middel van een OSL-datering gedateerd tussen 1186 en 1306 na Chr. De gracht is vermoedelijk iets eerder aangelegd. Pollen van cultuurgewassen en akkeronkruiden uit de grachtvulling lijken op akkers en moestuinen te duiden; mestschimmels geven blijk van (gedomesticeerde) dieren.

Vondsten uit oud en recent onderzoek geven een vrij goed beeld van de activiteiten op de burcht en van de periode waarin deze werd bewoond en gebruikt, tussen circa 1050/75 en 1200. Een deel van de vondsten, vooral de metaalvondsten, sluit goed aan bij het militaire karakter van de versterking en de hogere status van (althans een deel) van zijn bewoners: zilveren munten, (onderdelen van) wapens, paardentuig (ruitersporen, hoefi jzers en hoefnagels), sieraden, toiletgerei, het mogelijke deksel van een bronzen (inkt?)potje etc. Andere vondsten zijn keramiek, (fragmenten van) ijzeren gereedschap (onder meer voor houtbewerking) en onderdelen van gebouwen, meubels en grote houten werktuigen, bijvoorbeeld slotonderdelen, klampen, spijkers en nagels. Een bonus is de aanwezigheid van goed geconserveerd bot: slachtafval en resten van maaltijden. Het bot is voornamelijk van gedomesticeerde soorten: rund, varken, schaap/geit, schaap en daarnaast mogelijk ook van wild zwijn.

De rijke archeologische resten en de historische context van de Hunenborg maken nogmaals duidelijk dat het terrein van de burcht tot een van de belangrijkste Overijsselse archeologische monumenten gerekend moet worden. Inrichting, aangepast beheer en een vorm van toeristische ontsluiting van het burchtterrein zullen niet alleen bijdragen aan het behoud en de conservering van de archeologische resten, het zal ook een eind maken aan het sluimerend bestaan aan de rand van een uitgestrekt natuurgebied en tevens het monument de aandacht geven die het op basis van zijn uitmuntende kwaliteit verdient. De resultaten van het hier beschreven onderzoek zullen daaraan een belangrijke bijdrage kunnen leveren.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-zqe-una3
PID https://nbn-resolving.org/urn:nbn:nl:ui:13-rl-8k93
Metadata Access https://easy.dans.knaw.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=oai:easy.dans.knaw.nl:easy-dataset:118786
Provenance
Creator Scholte Lubberink, H.B.G.; Smeenge, H.; Spiekhout, D.
Publisher RAAP
Contributor Veen, B.J. van der; Geel, B. van; Kruining, M. van; Laarman, F.; RAAP
Publication Year 2019
Rights info:eu-repo/semantics/openAccess; License: http://creativecommons.org/licenses/by/4.0; http://creativecommons.org/licenses/by/4.0
OpenAccess true
Representation
Language Dutch; Flemish
Resource Type Dataset
Format application/rtf; application/pdf; application/msword; image/jpeg; .rtf; .pdf; .docx; .jpg; mdb; .dbf; .tab
Discipline Ancient Cultures; Archaeology; Humanities