Zutphen, Looerenk

De Looërenk ligt aan de zuidoostzijde van Zutphen en vormt het laatste onderdeel van de stedelijke uitbreiding van de wijk Leesten, namelijk de VINEX- locatie Leestenoost. Onderzocht is het hogere gedeelte van het landschap aan de oostzijde van de Ooyerhoekse Laak, de Looërenk geheten. De basis voor het landschap rond de enk is gevormd in de laatste ijstijd. Dit landschap bestaat uit rivierduinen, beken (laken) en voormalig moerasland. Het hoogteverschil tussen de beekdalen en de duintoppen kan binnen 25 m 4,5 m bedragen. De gehele zandrug van de Looërenk is slechts 300 m breed. In het westen wordt de enk begrensd door de Ooyerhoekse Laak, in het zuiden en oosten door moerasgebieden (Leestensebroek en Rouwbroek). De zandrug loopt in het zuidwesten na onderbreking door als Leestense Enk en in het noorden als Graffel. In het midden van de enk bevond zich bovendien een ven. Een dergelijk landschap bood een grote ecologische variëteit en was dan ook zeker interessant voor mensen. In het dal van de Ooyerhoekse Laak werden in 1999 en 2000 goed geconserveerde resten uit het mesolithicum opgegraven die dateren van 8.000 tot 11.000 cal BP. Deze dateringen werden ook teruggevonden in vuursteensnippers op het aangrenzende duin. Dit gold echter niet voor de jongste en oudste dateringen. Eén van de vragen was dan ook of de hogere zandgronden zelf nog wel geëxploiteerd werden in het late mesolithicum. Het vroegste aantoonbare erf is dat van een boerderij uit de vroege bronstijd. Het gebouw (huis 1) ligt bovenop een dekzandkop met daaromheen natuurlijke depressies. De kop leende zich niet bij uitstek voor akkerbouw. De kop was klein en ook de zandkoppen eromheen vormden nauwelijks een enigszins aaneengesloten akkerareaal. De mogelijkheden waren voor veeteelt veel gunstiger dan voor akkerbouw. De gronden om de boerderij vormde ideaal graasland en de runderen konden goed gestald worden in het hoofdgebouw. Van het erf zijn weinig resten over, behalve een groot deel van de paalsporen van de boerderij en een kuilencluster vlak naast dit gebouw. In deze kuilen is veel wikkeldraadaardewerk aangetroffen. De boerderij met haar erf lijkt een vroege fase binnen de boerderijontwikkeling te illustreren waarbij de boeren al wel akkerbouw bedreven, maar waarbij binnen de voedseleconomie nog sterk de nadruk lijkt te liggen op veeteelt. Na deze vroege boerderij is de Looërenk zeer waarschijnlijk een aantal eeuwen verlaten geweest. In de tweede helft van de midden bronstijd keert de bewoning terug. De boerderijen uit de midden bronstijd en de eerste helft van de late bronstijd zoals deze op de Looërenk zijn aangetroffen, maken duidelijk een ontwikkeling door. Er is geen duidelijke scheiding zoals in Drenthe tussen gebouwen van het vroege type (Emmerhout) en het late type (Elp). Er moet eerder gesproken worden over gebouwen met vroege kenmerken die zich ontwikkelen naar gebouwen met late kenmerken. Na het verdwijnen van de bewoning op de Looërenk rond het begin van de jaartelling verdween geenszins de bewoning uit de streek. Er is eerder sprake van een verplaatsing van de bewoning, waarbij de indruk bestaat dat er een clustering van erven is opgetreden aan de randen van de grotere zandplateaus die als akkerarealen blijven bestaan. De buurschap Eme (Ooyerhoek) is hiervan een goed gedocumeteerd voorbeeld. Deze buurschap is in de eerste eeuw ontstaan op de smalle zandrug ten zuiden van de Emerenk en heeft daar tot aan de bouw van de VINEX wijk gelegen. Alleen de erven zelf verplaatsten zich nog enkele malen over korte afstanden maar ook hier zijn fixatiemomenten aan te wijzen in de karolingische tijd en in de late middeleeuwen, wanneer de boerderijen geleidelijk verstenen. Voor de buurschap Leesten zijn voldoende aanwijzingen dat zich hier een vergelijkbaar proces heeft afgespeeld in de laat-middeleeuwse boerderijencluster rond de Leestenseweg. Op z'n vroegst vanaf de tiende eeuw, maar zeker vanaf de elfde eeuw wordt het gekapte loo-terrein ontgonnen voor akkerbouw. Mogelijk volgde een eerste aanzet tot ontginning direct op de meileractiviteiten. De eerste ontginningsaanwijzingen liggen even ten westen van het latere erf 't Loo, daar waar waarschijnlijk altijd al een open zone voor veedrift was. Mogelijk was er al een erf op deze locatie al zijn de aanwijzingen daarvoor schaars. Van daaruit wordt in de elfde en twaalfde eeuw vooral het van nature hogere deel van de Looërenk, circa zeven hectare groot, ontgonnen. Vanaf de dertiende eeuw is er wel sprake van een erf op de Looërenk: op de laaggelegen zuidoostflank van de enk even ten noorden van boerderij 't Hummel. Waarschijnlijk is dit het erf Ten Loe ('t Loo) dat vanaf 1304 in de geschreven bronnen wordt genoemd. Ook op een noordelijker gelegen flank van de enk in het Rouwbroek heeft, gezien het vele vondstmatriaal, mogelijk een erf gelegen al zijn hier de grondsporen door latere grondactiviteiten (greppels) verdwenen. In de veertiende eeuw blijkt de Looërenk grotendeels ontbost te zijn en wordt het akkerareaal verder uitgebreid naar het noordoosten van de enk. Er wordt dan vooral rogge verbouwd. Grote veranderingen vinden plaats in de vijftiende eeuw. De laaggelegen delen op het plateau van de enk, die tot dan toe niet als akkerland in gebruik waren, worden opgevuld en ontgonnen. Ook het oude ven op de enk werd vrijwel opgevuld al bleef het ven als lichte deuk in het veld tot in onze dagen zichtbaar. Met deze egalisatiewerkzaamheden is het gehele plateau van de Looërenk ontgonnen. De vindplaats aan de rand van het Rouwbroek en het erf 'Ten Loe' bij 't Hummel houden op te bestaan. Er worden drie nieuwe erven gesticht: 't (nieuwe) Loo in 1456 +/- 8 jaar (maar voor 1463), 't Hummel en Berghege (beiden tussen 1472 en 1494). Uit de historische gegevens is gebleken dat een groot deel van de landerijen en erven in Leesten, en ook op de Looërenk, in bezit is van Zutphense patriciërsfamilies en instellingen van liefdadigheid en geestelijke instellingen. De boeren zijn dan pachters. In de naam van 't Hummel, dat 'hop' betekent, zien we waarschijnlijk de invloed van de stad op het landgebruik. Met de opkomst en de bloeitijd van de bierproductie in Zutphen in de vijftiende eeuw werd rond de stad volop hop verbouwd. De meest dramatische episode uit de historie van de enk is de 'veldslag' die op 2, 3 en 4 april 1945 op de Looërenk en omgeving plaatsvond tussen jonge Duitse parachutisten en de infanteristen van de Canadese negende Highlanders Brigade. De strijd zou vele slachtoffers aan beide zijden opleveren. Op de enk zijn daarvan vooral de schutterputten met achtergebleven resten van soldatenuitrusting, vele verspreide kogels en granaatscherven teruggevonden. De slachtoffers zijn naderhand herbegraven. Negen gesneuvelde Highlanders zijn in de straatnaamgeving van de nieuwe wijk op de enk vereeuwigd.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-2aj-c2zw
PID https://nbn-resolving.org/urn:nbn:nl:ui:13-x0x-n3e
Metadata Access https://easy.dans.knaw.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=oai:easy.dans.knaw.nl:easy-dataset:37820
Provenance
Creator Bouwmeester, J.; Fermin, B.; Groothedde, M.
Publisher BAAC bv
Contributor Cuijpers, S.; Groenwoudt, B.; Huisman, H.; Laak, J. ter; Langeveld, M.; Tebbens, L.; Verneau, S.; Gruben, R.; Coppee, C.; Heersink, J.; Haars, M.; Willigen, M. van; Onderstal, J.; Warminska, M.; Dabal, J.; Dingshoff, R.; Smits, E.; BAAC bv; Gemeente Zutphen
Publication Year 2009
Rights info:eu-repo/semantics/openAccess; License: http://creativecommons.org/licenses/by/4.0; http://creativecommons.org/licenses/by/4.0
OpenAccess true
Representation
Language Dutch; Flemish
Resource Type Text
Format application/pdf
Discipline Ancient Cultures; Archaeology; Humanities
Spatial Coverage (6.250 LON, 52.128 LAT)