Laagland Archeologie heeft op 6 en 7 februari 2020 een Inventariserend veldonderzoek - proefsleuven uitgevoerd bij de boerderijwoning Groot Hoef aan de Gorp 7 te Hilvarenbeek, gemeente Hilvarenbeek (NB). Op het terrein is geen eerder archeologisch onderzoek uitgevoerd. Uit bouwhistorisch onderzoek is naar voren gekomen dat ter plekke van een geplande nieuwe aanbouw aan het bestaande, tot de 15e of 16e eeuw teruggaande huis bouwsporen in de bodem aanwezig kunnen zijn van een boerderij uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd. Op basis van dit onderzoek is door het bevoegd gezag besloten dat er een archeologisch onderzoek dient plaats te vinden in de vorm van een Inventariserend veldonderzoek – proefsleuven.
Het onderzoek had tot doel om de in het hiervoor opgestelde Programma van Eisen (PvE) gespecificeerde, archeologische verwachting te toetsen en diende antwoord te geven op de in het PvE gestelde onderzoeksvragen.
Het onderzoek bestond uit een proefsleuvenonderzoek conform het KNA protocol 4003 IVO-P.
Ter plekke van het in 1903 afgebroken stalgedeelte van het bestaande boerderijgebouw is een potstal aangetroffen die over de volledige breedte van de proefsleuf zowel in de voormalige zijbeuk als in de middenbeuk tot ca. 80 cm onder het huidige maaiveld reikte. Deze ging vooraf aan de steenbouwfase van het gebouw in de 17e eeuw en is ook na de verstening in gebruik gebleven. Onder de potstal zijn sporen van oudere constructies goed bewaard gebleven. Waarschijnlijk uit de 13e of 14e eeuw zijn een waterput met zodenwand en paalsporen van een gebouw aangetroffen. Deze gingen vooraf aan de nog deels bestaande hallenhuis-boerderij. Standgreppels met naast elkaar geplaatste houten paaltjes hebben mogelijk als wandverstevigingsconstructie gediend van een oudere potstal in de oorspronkelijke zijbeuk van het hallenhuis. Uit de steenbouwfase vanaf de 17e eeuw zijn de resten van een baksteenpoer aangetroffen, uitbraaksporen van een daarop aansluitende tussenwand in de zijbeuk en van een voormalige noordwestelijke kopgevel. De potstal lijkt vóór de afbraak in 1903 buiten gebruik gesteld en opgevuld, waarna nieuwe stal-indelingsconstructies met in de vulling ingegraven staanders aangelegd lijken te zijn. De sporen van deze laatste stalfase liggen relatief intact vanaf ca. 30 cm onder het maaiveld. Buiten de het voormalige stalgedeelte zijn vanaf ca. 50 cm onder het maaiveld paalsporen en kuilen aangetroffen in natuurlijke bodem.
De aangetroffen resten worden als behoudenswaardig gekwalificeerd. Geadviseerd wordt graafwerkzaamheden dieper dan 20 cm archeologisch te laten begeleiden onder protocol 4004 opgraven van de vigerende KNA.