In opdracht van Ontwikkelingsorganisatie Ruimte gemeente Utrecht heeft de afdeling Erfgoed van de gemeente Utrecht van 12 tot en met 15 juni 2017 een inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven uitgevoerd in het plangebied aan de Burgemeester Norbruislaan / Vechtplantsoen. Het terrein wordt herontwikkeld waarvoor de bestaande sporthal is gesloopt. Er worden woningen met groenvoorzieningen voor in de plaats gebouwd. Het plangebied ligt op de gemeentelijke archeologische waardenkaart deels in een zone met een hoge archeologische verwachting en deels in een zone met een archeologische verwachting. In deze gebieden geldt een vergunningplicht bij bodemingrepen dieper dan 50 centimeter onder maaiveld over een oppervlakte van meer dan 100, respectievelijk 1000 m2. Omdat de herontwikkeling van het plangebied gepaard ging met bodemverstoringen die deze ondergrenzen overschreden, waren deze werkzaamheden volgens de Utrechtse Verordening op de Archeologische Monumentenzorg ‘archeologievergunning-plichtig’. Binnen het plangebied is in eerste instantie een inventariserend veldonderzoek door middel van boringen uitgevoerd. Tijdens dit onderzoek konden geen boringen gezet worden ter hoogte van de toen nog bestaande sporthal. In 2016 heeft een aanvullend booronderzoek plaatsgevonden op de locatie van de gesloopte sporthal. In beide onderzoeken is binnen het plangebied een bewoningslaag aangetroffen. Uit historisch onderzoek van de afdeling Erfgoed van de gemeente Utrecht bleek tevens dat in het zuidelijk deel van het plangebied de voormalige Daalsedijk heeft gelopen. Deze dijk is in de dertiende eeuw aangelegd en was in de middeleeuwen de belangrijkste route tussen Utrecht en Amsterdam. Op basis van de resultaten van deze onderzoeken heeft de gemeente Utrecht besloten dat een inventariserend veldonderzoek in de vorm van proefsleuven noodzakelijk was. Tijdens het inventariserend veldonderzoek bleek het plangebied grotendeels tot 1,5 meter onder maaiveld recent verstoord te zijn, waarschijnlijk door de aanleg van de sporthal en bijbehorende ondergrondse infrastructuur. Alleen in het noordwestelijk deel van het plangebied was onder de verstoring nog een voormalige bouwvoor aanwezig. Onder de oude bouwvoor bestond de natuurlijke ondergrond in het noordelijk deel uit oeverafzettingen op beddingzand. Deze oeverafzettingen betroffen afzettingen van de Vecht. In het zuiden waren onder de ophogingslagen direct geulafzettingen op beddingzand aanwezig. Het is aannemelijk dat dit een voormalige Vechtloop is geweest, hoewel een datering niet mogelijk was vanwege het ontbreken van dateerbaar materiaal uit de geul. Onder de voormalige bouwvoor in het noordwestelijk deel zijn drie greppels aangetroffen. Eén greppel is waarschijnlijk tijdens de ontginning van het gebied in gebruik genomen (twaalfde eeuw). Twee andere greppels kunnen in de nieuwe tijd worden gedateerd. Er zijn geen andere sporen gevonden die wijzen op andere dan agrarische activiteiten binnen het plangebied. Overigens is het zeer waarschijnlijk dat het terrein in het verleden al is afgevlet voor de baksteenindustrie. Hierdoor kunnen eventueel aanwezige (bewonings)sporen verdwenen zijn. Door de diepe verstoringen aan de zuidwestelijke zijde van het plangebied zijn geen resten van de Daalsedijk gevonden. Uit de resultaten van het inventariserend veldonderzoek is gebleken dat binnen het plangebied geen behoudenswaardige archeologische resten aanwezig zijn. Dit betekent dat verder archeologisch onderzoek niet nodig is. Het advies is om de locatie vrij te geven voor de geplande ontwikkeling. Het is aan de gemeente Utrecht om dit advies over te nemen of anders te besluiten middels een selectiebesluit. De gemeente Utrecht heeft aangegeven dit selectieadvies over te nemen.