Tussen 2006 en 2009 heeft dhr. J. Kusters op een akker in Ledacker (gemeente Sint Anthonis, provincie Noord-Brabant) met de metaaldetector acht Romeinse munten gevonden, waaronder vijf zeldzame dubbele sestertii van Postumus (259-268 n.Chr.). De beperkte omvang van de zone waarin ze zijn aangetroffen, wees op een muntschat. De vondst vormde aanleiding tot een inventariserend onderzoek door middel van proefsleuven in 2010. Doel van het onderzoek was in de eerste plaats het veiligstellen van eventuele andere munten (behoud ex situ). Daarnaast diende informatie verzameld te worden over de archeologische en landschappelijke context van de munten. In de derde plaats moesten bij het aantreffen van sporen en vondsten de aard, omvang, datering en fysieke kwaliteit vastgesteld worden.
Tijdens het proefsleuvenonderzoek zijn geen andere munten meer aangetroffen. Wel is duidelijk geworden dat de munten oorspronkelijk begraven zijn geweest op een dekzandrug, die bij egalisatiewerkzaamheden in de jaren ’80 van de vorige eeuw gedeeltelijk in de naastgelegen laagte is geschoven. Over de archeologische context van de munten is geen nadere informatie verkregen. Er zijn geen contemporaine sporen aangetroffen, wel drie fragmenten Romeins aardewerk, waarvan de relatie met de munten onduidelijk is.
Op grond van de kennis over muntschatten in het algemeen en die uit de tijd van Postumus in het bijzonder, is wel een aantal mogelijke verklaringen voor de vondst geformuleerd. Voor geen van deze verklaringen is een sluitend bewijs gevonden. De munten zijn hoogstwaarschijnlijk in 267 of 268 n.Chr. begraven. In 268 n.Chr. vond devaluatie van het zilvergeld plaats, wat tot oppotten van bronsgeld heeft geleid. In dit geval zou de muntschat als bewaarschat geïnterpreteerd kunnen worden. Maar omdat het hier om vervalsingen gaat met een lager gewicht dan officiële dubbele sestertii, is dit niet geheel waarschijnlijk. Een tweede mogelijkheid is dat het om een rituele depositie gaat, waarvan de munten (vooralsnog) de enige relicten zijn. De derde en vooralsnog meest plausibele verklaring is dat hier sprake is van een (inmiddels vergaan) beursje dat onderweg verloren is.