De onderzoekslocatie ligt waarschijnlijk voor het grootste deel in een dekzandvlakte.
Het westelijk deel is hoger gelegen en ligt op een dekzandrug. Over het zuidelijke en oostelijke terreindeel loopt eveneens een smalle dekzandrug. De onderzoekslocatie grenst in het oosten aan een zijdal van de Sterkselse Aa. Op de smalle dekzandrug op het zuidelijke en oostelijke terreindeel zijn haarpodzolgronden aanwezig.
Op het overige deel zijn veldpodzolgronden aanwezig. De hoger gelegen gronden hebben een hoge trefkans op intacte archeologische resten en/of sporen.
Het lager gelegen noordelijke deel heeft een middelhoge trefkans. De trefkans heeft gezien de landschappelijke context betrekking op alle perioden. De smalle dekzandrug op het oostelijk terreindeel zal in de periode Paleolithicum ? Mesolithicum een aantrekkelijke vestigingsplaats zijn geweest voor jager/verzamelaars door de ligging op de grens van een zijdal van de Sterkselse Aa. In de omgeving van de onderzoekslocatie zijn drie waarnemingen uit de periode Paleolithicum ? Mesolithicum, Neolithicum en Bronstijd. De onderzoekslocatie is pas in de 20e eeuw ontgonnen. Hiervoor was de onderzoekslocatie bos en heide. De middelhoge trefkans zal op de hogere delen door de lage grondwaterstand voornamelijk betrekking hebben op anorganische resten zoals vuursteen, verbrand bot en houtskool. Op de lagere delen kunnen ook organische resten worden verwacht. Het complextype en de omvang kunnen niet nader worden gespecificeerd. Bij ontginning is waarschijnlijk een deel van het aanwezige relief uitgevlakt. Ook is een perceel aan de westzijde van het plangebied in het verleden reeds ontgrond. Hierdoor is waarschijnlijk een deel van het bodemarchief vergraven geraakt.