BAAC heeft een archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek met behulp van boringen (verkennende fase) uitgevoerd in het plangebied Herpenstraat 60 te Uden. Aanleiding voor het onderzoek is het plan 26 nieuwe zorgappartementen te realiseren ter plekke van en naast een te slopen aanbouw en gymzaal van een voormalige Jongensschool. Uit het bureauonderzoek blijkt het plangebied op de rand van de Peelhorst te liggen, waarop vermoedelijk hoge zwarte enkeerdgronden voorkomen. Verder blijkt uit het bureauonderzoek dat in het plangebied bewoningssporen aanwezig kunnen zijn vanaf het neolithicum tot en met de nieuwe tijd. Resten van jagersverzamelaars worden vanwege de ligging op een plateau van een horst ver verwijderd van een gradiëntzone niet binnen het plangebied verwacht. Resten van boeren vanaf het neolithicum worden mogelijk wel binnen het plangebied verwacht. Deze hoge verwachting op het aantreffen van archeologische resten vanaf het neolithicum is gebaseerd op de hoge en droge ligging van het plangebied op een plateauachtige horst met plaatselijk dekzand, maar ook door de aanwezigheid van een esdek en bekende vondstmeldingen uit de prehistorie in de nabije omgeving van het plangebied. Tevens heeft in het centraal noordelijke deel van het plangebied bebouwing gestaan langs de Oude Hoevenseweg. Uit de beschikbare bouwdossiers, bodemgegevens en de hoogtekaart lijkt het noordwestelijke deel van het plangebied opgehoogd te zijn tijdens de bouw van de Pius X school. De funderingssleuven reiken tot 110 cm –mv. De ruimte tussen de funderingssleuven lijkt tot maximaal 50 cm –mv afgetopt/recent verstoord te zijn geraakt door de bouw. Tevens is een gedeelte van de noordelijk gelegen voormalige gymzaal tot 250 cm –mv onderkelderd. Uit het veldonderzoek blijkt dat in het plangebied, met uitzondering van de bodem ter plekke van boring 1, intacte hoge zwarte enkeerdgronden voorkomen met een 80 tot 105 cm dik esdek. De noordelijk gelegen boringen 1 en 3 zijn recentelijk circa 90 cm opgehoogd/verstoord. In de zuidelijk en centraal gelegen boringen komt onder het esdek vanaf 85 à 105 cm een deels intacte podzolbodem voor in de top van fluvioperiglaciale zanden of beddingzanden. Op basis van de boorgegevens kan de hoge verwachting uit het bureauonderzoek gehandhaafd blijven voor vrijwel het gehele plangebied. Alleen ter plekke van de funderingssleuven, de aanwezige kelder en het mogelijk recent verstoorde noordwestelijke deel van het plangebied kan de hoge verwachting worden bijgesteld naar een lage tot middelhoge verwachting op het aantreffen van archeologische resten vanaf het neolithicum. BAAC adviseert een begeleiding van de sloopwerkzaamheden uit te laten voeren bij werkzaamheden die dieper reiken dan 50 cm –mv, uitgaande van een door BAAC gehanteerde marge van 30 cm. Na de loopbegeleiding wordt geadviseerd het graven van de bouwput archeologisch te begeleiden, conform het protocol opgraven. Het bevoegd gezag, geadviseerd door Archaeo, adviseert om de huidige bebouwing archeologievriendelijk te laten slopen en vervolgens het her in te richten terrein nader te onderzoeken door middel van een proefsleuvenonderzoek. Op basis van de resultaten uit het proefsleuvenonderzoek kan vervolgens worden bekeken of een doorstart naar een opgraving noodzakelijk is.