Uit het booronderzoek is gebleken dat er zoals verwacht een enkeerdgrond aanwezig is. Het humeuze dek is 45 à 80 cm dik met daaronder een horizont met enige bodemvorming. De ondergrond bestaat uit fluvioperiglaciale afzettingen. Er zijn geen diepe verstoringen waargenomen. Onder de verharding lijkt een deel van het plaggendek verwijderd te zijn, maar het archeologische niveau kan nog intact zijn. Vermoedelijk is een deel van de oorspronkelijke bodemvorming (de E-horizont van de zwakke podzolisatie) opgenomen in het plaggendek, waardoor de verwachting voor vuursteenvindplaatsen uit het Laat-Paleolithicum tot en Neolithicum naar laag kan worden bijgesteld. Voor de periode Neolithicum tot en met Volle Middeleeuwen (tot in de 13e eeuw) kan de middelhoge verwachting gehandhaafd blijven, de top van het potentiële archeologische niveau is waargenomen vanaf 90 cm-mv / 7,3 m+NAP. De resultaten van het booronderzoek geven geen aanleiding om de lage verwachting voor resten uit de Late Middeleeuwen (vanaf de 13e eeuw) tot en met de Nieuwe tijd bij te stellen.