Beek, Sweikhuizen-Geverik. Waterleidingtracé WML. Archeologische begeleiding

Aanleiding vormde de aanleg van een waterleiding tussen Sweikhuizen en Geverik, Deze regio staat bij archeologen bekend als een rijk archeologisch gebied, vooral vanwege haar vele Bandkeramische (LBK) nederzettingen.De begeleiding is uitgevoerd in opdracht van de Waterleidingmaatschappij Limburg (WML).

Het tracé liep zuidwest - noordoost door de gemeente Beek, tussen Klein Genhout en Geleen, langs de zuidoostkant van Beek en Neerbeek en aan de zuidkant van de snelweg A76 .Het gebied wordt gekenmerkt door een glooiend heuvellandschap, aan de noordrand van het Zuid-Limburgse lössgebied. De graafwerkzaamheden zijn uitgevoerd in twee fasen. De eerste fase bestond uit het ontgraven van de bovengrond om een zogenaamde werkstrook te creëren. De tweede fase bestond uit het op diepte brengen van de sleuf en het leggen van de waterleiding.Volgens het PvE zou om de 50 meter een profi elstaat gedocumenteerd moeten worden. Dit was echter in de praktijk moeilijk uitvoerbaar, vanwege het feit dat het werk in fasen werd uitgevoerd. Niettemin is een selectie van de profi elen gedocumenteerd aan de hand van foto’s die tijdens de begeleiding zijn genomen.

Op drie locaties zijn archeologische waarden aangetroffen, te weten in Gebied 4, op het hoger gelegen gebied van Klein Genhout en op het lager gelegen terrein bij de Putbroekerweg; en op de grens van Gebied 2 en 1 in het noorden van het aandachtsgebied. De archeologische resten bestaan uit aardewerk, vuursteen en grondsporen. De aangetroffen vondsten en grondsporen in Gebied 4 bestaan uit bouwvoorvondsten (secundaire context), kuilen en mogelijk de resten van een structuur. In Gebied 2/1 is een kuil aangetroffen. Het aardewerk aan de zuidwestzijde van de top van Klein Genhout (Gebied 4) is te dateren in de Middeleeuwen. Dit materiaal is vermoedelijk in deze periode op het terrein terecht gekomen bij de bemesting ervan met nederzettingsafval en beer. Het vuursteen dat hier in de bouwvoor is aangetroffen kan een datering hebben van Vroeg- of Midden-Paleolithicum en Vroeg-Neolithicum (LBK). In een hier gegraven sleuf is een kuil aangetroffen die op grond van omvang en kleur sterke overeenkomsten vertoont met LBK-kuilen elders. Vermoedelijk dateert de kuil Vroeg-Neolithisch. Bij de Putbroekerweg, op een lager deel van het terrein, bevinden zich sporen uit de Late Middeleeuwen. Deze sporen lijken tot één structuur of complex behoord te hebben, waarschijnlijk een klein gebouw of een hut. Een kuil op de grens tussen Gebied 1 en 2 is niet gedateerd. De ruimtelijke verspreiding van de aangetroffen resten weerspiegelt in grote lijnen de verwachting. In het Vroeg-Neolithicum werden de hogere delen van het landschap (de lössplateaus) gebruikt als nederzettingsareaal. Bovendien bevinden de prehistorische resten zich nabij een reeds bekende LBK site (Locatie 1) en kunnen daar mogelijk mee in verband worden gebracht. Prehistorische vondsten in de lagere delen van het terrein zijn waarschijnlijk afkomstig uit colluvium met daarin van de helling afgespoeld materiaal. Voorts bevinden zich, conform de verwachting, Middeleeuwse sporen op de lagere delen. Laat-Middeleeuws vondstmateriaal dat zich in de bouwvoor op de hogere delen bevindt, is daar terechtgekomen als gevolg van grootschalige bemesting in die periode. De twee vindplaatsen in Gebied 4 zijn mogelijk nederzettingen. De LBK sporen kunnen waarschijnlijk in verband gebracht worden met de vindplaats op Locatie 1. In hoeverre het hierbij gaat om off-site patronen is op basis van de begeleiding niet te zeggen. Van de structuur uit de Middeleeuwen is evenmin te zeggen of het om een off-site verschijnsel gaat of om een deel van een nederzetting of erf.

Gebied 3 bevindt zich in het laag gelegen colluvium en er zijn geen archeologische waarden aangetroffen. Het gebied is daarom niet behoudenswaardig.

De archeologische waardering voor Gebied 2 en Gebied 1 is niet hoog, vanwege het vrijwel ontbreken van archeologische resten. Alleen op de grens van de twee gebieden is een spoor aangetroffen (vandaar nog enige score bij de fysieke kwaliteit), maar zonder enig daterend vondstmateriaal. Op basis van deze gegevens worden de twee gebieden niet behoudenswaardig geacht. Hierbij dient echter de kanttekening gemaakt te worden dat de graafwerkzaamheden vaak van dien aard waren dat de archeologische begeleiding vrijwel onmogelijk was.

Conclusie: In Gebied 4 zijn twee complexen, uit twee perioden aan het licht zijn gekomen. Op basis van de opgravingsresultaten zou gesteld kunnen worden dat de reeds bekende LBK vindplaats op Locatie 1 verder reikt dan voorheen aangenomen werd. De aangetroffen archeologische waarden zijn, wat betreft hun positie in het landschap, conform de verwachting. De archeologische verwachting van aangrenzende terreinen hoeft of kan daarom op basis van de huidige resultaten niet aangepast worden. Voor de andere gebieden geldt dat het project heeft aangetoond dat begeleiding niet geschikt is om off-site patronen in kaart te brengen. De werkzaamheden waren eigenlijk te grof van aard om tot nieuwe inzichten kunnen te komen, die iets zouden kunnen toevoegen aan de inmiddels in Archis bekende gegevens.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-zpc-czrm
PID https://nbn-resolving.org/urn:nbn:nl:ui:13-l6as-rt
Metadata Access https://easy.dans.knaw.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=oai:easy.dans.knaw.nl:easy-dataset:65685
Provenance
Creator Ilson, P.J.
Publisher Data Archiving and Networked Services (DANS)
Contributor BAAC bv; NV WML
Publication Year 2016
Rights info:eu-repo/semantics/openAccess; License: http://creativecommons.org/licenses/by/4.0; http://creativecommons.org/licenses/by/4.0
OpenAccess true
Representation
Language Dutch; Flemish
Resource Type Dataset
Format application/pdf; image/jpeg; application/msword; Microsoft Excel
Discipline Ancient Cultures; Archaeology; Humanities
Spatial Coverage (5.785W, 50.923S, 5.852E, 50.959N); Limburg; Schinnen; Sittard-Geleen; Beek; Sweikhuizen-Geverik; Tracé Danikenberg-Geverik