In opdracht van de gemeente Overbetuwe heeft BAAC van 22 tot en met 24 juli 2019 een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd in plangebied Land van Tap te Elst in de gemeente Overbetuwe. Dit plangebied heeft een grootte van 10.228 m2 en bestaat uit een grasveld met een aarden wal, een braakliggend terrein en een bestraat parkeerterrein. De aanleiding voor het archeologisch onderzoek is de voorgenomen realisatie van nieuwbouw met parkeergelegenheid, waarbij een gerede kans bestaat dat archeologische waarden vernietigd zullen worden.
Binnen het plangebied kunnen in principe archeologische resten vanaf de midden-ijzertijd voorkomen, maar er worden met name resten uit de Romeinse tijd, middeleeuwen en nieuwe tijd verwacht. Het plangebied is deels gelegen binnen de historische dorpskern van Elst en net ten zuiden van de Romeinse vicus. Op het terrein is op basis van een booronderzoek gebleken dat een archeologische laag aanwezig is die kan duiden op gebruik van het terrein in de Romeinse tijd en later. Centraal in het plangebied is in de ondergrond een restgeul aanwezig die waarschijnlijk nog tot in de nieuwe tijd een relatief natte depressie in het landschap heeft gevormd.
De in het verleden uitgevoerde booronderzoeken hebben de aanwezigheid van deze restgeul overtuigend aangetoond. Tijdens het proefsleuvenonderzoek is de restgeul op twee plaatsen aangesneden. Zowel direct ten noorden als ten zuiden van deze restgeul zijn komafzettingen aanwezig. Op grotere afstand van de restgeul bestaat de natuurlijke bodem uit de hoger gelegen oeverafzettingen. In het noorden van sleuf 1 is vermoedelijk een crevassegeul van de Santacker-Driel stroomgordel aangesneden die wordt afgedekt door oever- en komafzetingen. Zowel ten noorden als ten zuiden van de restgeul zijn sporen gevonden. Het gaat om meerdere kuilen, een diergraf, een botconcentratie, een paalspoor, een uitbraakspoor en greppels. Ook is de Elster Pijp aangesneden. De jongste sporen, daterend in de nieuwe tijd, zijn gegraven in de zone met komafzettingen.
De oudere sporen zijn gegraven in de hoger gelegen zone met oeverafzettingen. Zowel het hier aanwezige diergraf als de botconcentratie en een van de kuilen dateren op basis van vondstmateriaal in de volle en late middeleeuwen. Mogelijk dat deze datering ook geldt voor de overige veertien kuilen en het paalspoor. Een datering in de Romeinse tijd voor een deel van de sporen is in theorie ook mogelijk, al zijn hiervoor op dit moment nog geen overtuigende bewijzen gevonden. Binnen het plangebied is behalve vondstmateriaal uit de middeleeuwen en nieuwe tijd ook materiaal uit de Romeinse tijd verzameld. Het gaat hier om zowel bouwkeramiek als natuurstenen bouwmaterialen maar ook metaalvondsten. De Romeinse vondsten zijn gedaan in zowel de bovengrond als de oeverafzettingen.
De in het plangebied aanwezige vindplaats bevindt zich op de oeverafzettingen zowel ten noorden als ten zuiden van de restgeul. Deze vindplaats wordt voorlopig gedateerd in de volle en late middeleeuwen. Het lijkt te gaan om sporen die samenhangen met hier in het verleden aanwezige erven. De vindplaats wordt op basis van fysieke en inhoudelijke kwaliteit beoordeeld als behoudenswaardig. Voor het gedeelte van het huidige parkeerterrein ten zuiden van de voormalige restgeul geldt een hoge archeologische verwachting. Hier is geen vindplaats aangesneden maar op basis van de intacte bodem, het voorkomen van oeverafzettingen en het feit dat ook ten zuiden van de restgeul sporen zijn aangetroffen, kan de aanwezigheid ervan niet worden uitgesloten. Ook voor de restgeul zelf geldt een hoge verwachting, op basis van de veronderstelde relatie met de langs deze geul gelegen nederzetting.