Voorafgaand aan het veldwerk is een quickscan uitgevoerd waaruit blijkt dat het traject deels binnen terreinen ligt die op de gemeentelijke beleidskaarten een hoge archeologische waarde hebben. Voorafgaand aan het archeologisch booronderzoek is een bureauonderzoek uitgevoerd. Voorafgaand aan het veldwerk is een Plan van Aanpak opgesteld. Het booronderzoek is uitgevoerd conform de eisen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 3.3, en de richtlijnen van de gemeenten Peel en Maas en Venlo. Het onderzoekstraject ligt aan weerszijden van de Maas. Een deel van het traject wordt door middel van een boring onder de Maas aangelegd.
Uit het bureauonderzoek blijkt dat op de westoever van de Maas het onderzoekstraject binnen de winterbedding van de Maas ligt met oude dalvlakterrassen en resten van vlechtende rivierlopen. Op één van de oude dalvlakterrassen was tot in de jaren ’40 van de vorige eeuw een veerhuis aanwezig. De oude terrasvlakten hebben op de gemeentelijke beleidskaart een hoge archeologische waarde. Voor het dal van de Maas gelden hoge en middelhoge verwachtingswaarden voor het aantreffen van resten uit alle archeologische perioden op de dalvlakterrassen. Voor de oude geulen gelden hoge verwachtingen voor het aantreffen van watergerelateerde vondsten.
Blijkens het bureauonderzoek loopt op de oostoever van de Maas het traject door een bekende vindplaats die op de gemeentelijke archeologische beleidskaart is aangegeven maar waarvan geen verdere informatie beschikbaar is. Het gehele traject ligt hier binnen een dalvlakterras waarvoor op de gemeentelijke beleidskaart een middelhoge archeologische verwachtingswaarde geldt. In het dal van de Aalsbeek is op de historische kaart uit 1772 een ticheloven aangegeven. Mogelijk is hiervoor in de omgeving klei gewonnen. Voor dit deel van het onderzoekstraject moet rekening worden gehouden met archeologische resten uit alle archeologische perioden, die kunnen bestaan uit jachtkampen, nederzettingen, landinrichtingsstructuren, weg- en dijktracés en graven.
Uit het booronderzoek blijkt dat ten westen van de Maas binnen het onderzoekstraject sprake is van een afwisseling van oude geulen en oeverwallen. De oeverwallen vallen samen met de op de geomorfologische kaart aangegeven dalvlakterrassen. Een deel van de geulvullingen valt ook samen met deze terrassen. Het gaat hier echter om oudere geulvullingen die nu in de terrassen zijn opgenomen. Binnen de zones met oeverwallen en dalvlakterrassen kunnen archeologische resten aanwezig zijn die uit alle archeologische perioden dateren. Het kan hierbij gaan om sporen van nederzettingen, landinrichtingsstructuren en watergerelateerde vondsten. In de geulvullingen moet rekening gehouden worden met de aanwezigheid van watergerelateerde vondsten en structuren zoals kades, voorden, bruggen, visweren en vaartuigen. In de boringen 8 t/m 10 is recent puin aanwezig dat mogelijk verspoeld materiaal is van de naastgelegen weg.
Voor het onderzoekstraject ten oosten van de Maas geldt op basis van het booronderzoek dat er sprake is van een intacte bodem met een podzolprofiel waarbij rekening gehouden moet worden met archeologische resten uit alle perioden.
Voor het westelijke deel van het onderzoekstraject beveelt MUG Ingenieursbureau, naar aanleiding van het booronderzoek, aan om een proefsleuvenonderzoek uit te voeren waar het traject door oeverwallen en dalvlakterrassen loopt en om een archeologische begeleiding uit te voeren waar het traject door oude riviergeulen loopt. Uit het proefsleuvenonderzoek moet duidelijk worden of er hier archeologische resten aanwezig zijn.
Voor het oostelijke deel van het onderzoekstraject, op de plaatsen waar de gastransportleiding in open ontgraving wordt aangelegd, beveelt MUG Ingenieursbureau aan om een proefsleuvenonderzoek uit te voeren waarbij duidelijk moet worden of er hier archeologische resten aanwezig zijn.
