In opdracht van PBN Vastgoed BV heeft Artefact! Advies en Onderzoek in Erfgoed in september-oktober 2018 een Archeologisch Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek door middel van verkennende boringen binnen een plangebied aan de Van Doornestraat 14 te Goes (gemeente Goes). Binnen dit plangebied, met een oppervlakte van circa 2.930 m2, zal een deel van de bestaande bebouwing worden gesloopt om plaats te maken voor nieuwbouw van een bedrijfshal. Deze nieuwe vleugel zal een iets grotere oppervlakte beslaan dan de huidige vleugel. De nieuwbouw wordt gefundeerd op betonnen palen waar een betonvloer wordt geplaatst. Binnen het overige delen van het plangebied wordt de verharding vernieuwd, waarbij naar verwachting geen nieuwe bodemverstoringen plaatsvinden.
Op basis van de beschikbare aardwetenschappelijke, archeologische en historische gegevens is in het archeologisch bureauonderzoek een gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel opgesteld. Voor de vroege prehistorie tot aan het Midden-Neolithicum gold geen verwachting op het aantreffen van vindplaatsen binnen het plangebied. Voor het niveau van het Laagpakket van Wormer (Laat-Neolithicum) en voor de onderzijde van het Hollandveen Laagpakket (Bronstijd) gold een lage verwachting vanwege ongunstige landschappelijke condities in deze perioden. Voor IJzertijd en Romeinse Tijd, op top van het Hollandveen Laagpakket, gold een hoge verwachting vanwege de diverse vondsten en vindplaatsen die eerder in de regio zijn aangetroffen. Voor de Vroege Middeleeuwen gold, vanwege de afwezigheid van vindplaatsen in de regio en de ligging in het komgebied, een lage verwachting. Voor de Late Middeleeuwen gold een eveneens een lage verwachting vanwege de ligging in het komgebied buiten de kreekruggen en de bekende bewoningscentra en het ontbreken van vindplaatsen in de omgeving. Voor de Nieuwe Tijd gold door ontbreken van historische gegevens en cartografische referenties voor de aanwezigheid van vindplaatsen een lage verwachting.
Tijdens het inventariserend veldonderzoek is het opgestelde verwachtingsmodel middels vijf verkennende boringen (tot maximaal 2,75 m -mv) getoetst. Hierbij dient opgemerkt dat dit veldonderzoek gericht was op het toetsen van de (geologische) verwachting en niet op het opsporen van eventuele vindplaatsen. In het boorplan waren vier boringen voorzien. Omdat boring 2 niet dieper dan 0,80 m -mv kon worden doorgezet, door de aanwezigheid van een rioolbuis, is een extra boring gezet (boring 5). Op basis van de resultaten van het booronderzoek is het verwachtingsmodel bijgesteld.
Uit het booronderzoek blijkt dat de top van het Laagpakket van Wormer gelegen is op een diepte tussen 2,65 en 3,09 m -NAP (1,95 – 2,35 m -mv) en intact aanwezig is. De top van dit laagpakket vertoont een egaal verloop zonder duidelijke verhogingen. Gezien de intactheid van dit niveau kan de (lage) verwachting voor het aantreffen van vindplaatsen uit Laat-Neolithicum onveranderd blijven. Het toenmalige landschap betrof een uitgestrekt getijdengebied dat minder geschikt was voor bew0ning. Het Hollandveen Laagpakket is binnen het plangebied gelegen op een diepte vanaf 2,04 m -NAP (1,25 m -mv). In slechts één boring (nr. 1) is het veen intact aangetroffen. Dit betreft een veraarde veentop, wat betekent dat het veen hier geruime tijd droog aan het oppervlak heeft gelegen. In de overige boringen (boring 3, 4 en 5) is het veen niet meer intact als gevolg van moernering (veenontginning). Gelet op de grotendeels verstoorde toestand van de top van het veen binnen het plangebied, wordt de verwachting voor de IJzertijd en Romeinse Tijd bijgesteld naar laag. Voor de Bronstijd (niveau onderzijde Hollandveen) kan de verwachting onveranderd (lage verwachting) blijven. Het Laagpakket van Walcheren is in boring 3, 4 en 5 verstoord als gevolg van het afgraven van het veen, waarbij de ontstane putten zijn opgevuld met het oorspronkelijke op het veen gelegen kleipakket. In boring 3 ligt boven deze vulling nog wel een intacte kleilaag (komafzetting), op een diepte van 1,34 m -NAP (0,60 m -mv). In boring 5 ligt op het veen de natuurlijke komafzettingen (Laagpakket van Walcheren). Bovenin deze laag, op 1,69 m -NAP (,0,90 m -mv) zijn enkele baksteenspikkels waargenomen. Deze bevinden zich echter niet in een oude bodem (zoals een cultuurlaag) en duiden zodoende niet op de aanwezigheid van een vindplaats. Boven de vulling van de veenontginningskuilen en natuurlijke afzettingen bestaat de ondergrond tot aan het maaiveld, dan wel tot onder de verharding, uit recent opgebrachte grond van voornamelijk zand. Dit ophogingspakket is hier aangebracht voorafgaand aan de inrichting van het plangebied als bedrijfsterrein in de jaren 1960. Deze ophogingen gaan door tot een diepte van minimaal 0,60 m -mv (boring 3) en maximaal 1,35 m -mv. Deze gegevens maken dat voor het niveau van het Laagpakket van Walcheren de archeologische verwachting op het aantreffen van vindplaatsen uit de Vroege, Late Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd laag blijft.
Op basis van de resultaten van het inventariserend veldonderzoek geldt uitsluitend nog een lage verwachting op de aanwezigheid van vindplaatsen in de ondergrond van het plangebied. Daar komt bij dat de recente ophogingslaag vanaf het maaiveld/onder de verharding doorgaat tot een diepte van 0,60 à 1,35 m -mv. Dit gegeven en de resultaten van voorliggend onderzoek in beschouwing nemend, wordt de kans klein geacht dat bij voorgenomen werkzaamheden archeologische vindplaatsen verstoord kunnen raken.
