In dit rapport worden de onderzoeksresultaten gerapporteerd van de archeologische begeleiding (conform opgraven), die is uitgevoerd door Synthegra in opdracht van Kuijpers Kessel BV. De begeleiding heeft plaatsgevonden van 14 tot 21 mei 2007, van 18 tot 22 juni 2007 en op 18 en 19 september 2007, binnen het bestemmingsplan "Klein Trierveld" dat ligt ten westen van de bebouwde kom van Born (gemeente Sittard-Geleen). De percelen 131 tot en met 135 zijn afgegraven ten behoeve van kleiwinning. Deze percelen hebben samen een oppervlakte van circa 110 x 140 meter en zijn momenteel braakliggend. In maart en april 2008 hebben veldverkenning en beperkte graafwerkzaamheden plaatsgevonden op perceel 172 (uitgerekend aan de hand van ingemeten coordinaten).
Tijdens de diverse vooronderzoeken ter plekke van, en iets ten zuiden van de onderzoekslocatie, zijn archeologische indicatoren aangetroffen als vuurstenen artefacten en fragmenten prehistorisch en vroeg middeleeuws aardewerk. Verder zijn ook grondsporen uit de middeleeuwen aangetroffen (een waterput, kuilen en paalsporen), die mogelijk deel uit maken van een huisplaats. Er zijn ook concentraties vondsten en houtskoolspikkels waargenomen, mogelijk van prehistorische ouderdom.
Aan de hand van deze resultaten als ook het feit dat de graafwerkzaamheden een bedreiging voor de mogelijk aanwezige archeologische resten binnen het plangebied vormen, is door de bevoegde overheid besloten om een archeologische begeleiding uit te laten voeren.
Tijdens de archeologische begeleiding zijn er voornamelijk losse grondsporen aangetroffen, in de vorm van paalsporen, kuilen en greppels. De meeste paalsporen en kuilen dateren uit de bronstijd tot in de ijzertijd. Enkele kuilen en greppels stammen uit de middeleeuwen en de nieuwe tijd. De sporen bevinden zich verspreid over de onderzoekslocatie maar de spoordichtheid heeft zijn zwaartepunt in het westelijke deel van de onderzoekslocatie.
Het westelijke deel van werkput 3 heeft een aantal (afval)kuilen opgeleverd die geen configuratie vormen. In het westelijke en oostelijke deel van werkput 4 vormen enkele paalsporen mogelijk onderdelen van twee structuren. De prehistorische sporen zijn grotendeels aangetroffen aan de zuidwestelijke rand van RAAP vindplaats 46 tot aan de westelijke rand van ADC site 2. De middeleeuwse sporen, die zich meer in het middendeel en oostelijke deel van de onderzoekslocatie bevinden, komen deels overeen met ADC site 2 en het zuidelijk deel van RAAP vindplaats 46.
De aangetroffen sporen behoren dan mogelijk tot twee verschillende sites: een uit de prehistorie (neolithicum tot in de ijzertijd; site A) en een uit de (post)middeleeuwen (site B). Site A betreft mogelijk een off-site terrein met sporen van bijgebouwen die behoren tot een grotere nederzetting die zich ten westen van de onderzoekslocatie verder uitstrekt. Mogelijk is de locatie van de vindplaats vooral gebruikt als een akkerland en weidegebied voor vee. Site B maakt onderdeel van een middeleeuwse nederzetting waarvan het resterende deel mogelijk ten zuidwesten of zuidoosten van de onderzoekslocatie ligt.
Wat vondsten betreft, zijn voornamelijk fragmenten handgevormd aardewerk uit de bronstijd/vroege ijzertijd verzameld. Deze vondsten zijn deels afkomstig uit sporen. Een bijzondere vondst betreft een in de grond begraven nagenoeg complete tonvormige aardewerken pot uit de midden bronstijd die tevoorschijn is gekomen in het westelijk deel van werkput 1. De onderzoekslocatie heeft ook middeleeuws en postmiddeleeuws aardewerk opgeleverd. Verder zijn fragmenten vuursteen aangetroffen, waarvan enkele te classificeren zijn als werktuigen. Deze vuurstenen vondsten zijn voornamelijk gedaan tijdens de aanleg van de diverse werkputten.
