Inventariserend Veldonderzoek d.m.v. boringen Retentiepolder Gouden Boaiem, gem. Súdwest-Fryslân

In februari 2020 heeft Antea Group een archeologisch inventariserend veldonderzoek door middel van boringen uitgevoerd met betrekking tot de voorgenomen realisatie van een retentiebekken (waterberging) in de polder Gouden Boaiem (gemeente Súdwest-Fryslân). Het booronderzoek betreft in dit geval de eerste stap in de AMZ-cyclus. Wel is er voorafgaand aan dit onderzoek een quickscan opgesteld.

De archeologische verwachting voor het plangebied is tweeledig: binnen het plangebied zijn archeologische resten te verwachten uit de periode steentijd en uit de periode late ijzertijd, Romeinse tijd, late middeleeuwen-nieuwe tijd. Voor de periode steentijd zal vooral de subperiode mesolithicum en mogelijk vroeg-neolithicum, aangezien in jongere perioden het gebied al zal zijn verdronken door hogere grondwaterstand en veenvorming.

Archeologische resten uit de steentijd (mesolithicum) zijn gelegen in het pleistocene (dek)zand en worden met name verwacht in de (intacte) podzolbodems. In de ondergrond van het plangebied is een geheel begraven dekzandlandschap aanwezig. Over het algemeen ligt het dekzand binnen het plangebied op een diepte tussen de 1,4 en 2,5 m-mv. Plaatselijk is het dekzand (inclusief podzol) echter al op 0,8 m -mv aangetroffen. Deze hoger gelegen delen van het reliëf zijn de vroeger bewoonde dekzandkopjes en dekzandruggen. Dekzandkopjes en –ruggen kunnen zeer plaatselijk en overal in het plangebied voorkomen: het reliëf dat zich onder de klei en het veen bevindt is grotendeels onbekend. In de Romeinse tijd en vroege middeleeuwen bestaat de mogelijkheid op kleinschalige ontginningen waarbij het veenmoeras werd ontgonnen en bewoond. Bewoning vond plaats op de veenterpen. De bijbehorende archeologische resten kunnen, mits de stratigrafie nog geheel intact is, vanaf een diepte van ongeveer 0,3 m-mv worden aangetroffen in de top van het veen dat gelegen is onder het kleidek. Een eventuele bewoningslaag bestaat uit een veraarde veenlaag met daarin vele archeologische vondsten, zoals bot, houtskool en aardewerk.

Over het algemeen is er onder de bouwvoor en/of een ophoogpakket een intacte bodemopbouw aangetroffen. Ter plaatse van de locatie KRW slenk bestaat de bodem (van onder naar boven) uit dekzand (zonder podzol), met hierboven een pakket veen, afgedekt met (spoel)zand. De locatie moeraszone bestaat uit dekzand met hierboven veen dat is afgedekt door knipklei. Op de locatie van de KRW slenk is derhalve vrijwel het gehele kleipakket als de bovenzijde van het veenpakket verdwenen door (vermoedelijk) oeverafslag. Dit deel van het plangebied is namelijk op historische kaarten buitendijks gelegen.

In het dekzand zijn plaatselijk houtskoolspikkels, maar geen intacte podzolbodems of andere archeologische indicatoren aangetroffen. Daarnaast is er op het dekzand een venig zandlaagje / gliedelaagje aangetroffen, wat indiceert dat het plangebied gesitueerd is in een laaggelegen dekzandgebied. Verder is gebleken dat het minimale diepteniveau van het dekzand zich bevond op 1,4 m-mv. Met de voorgenomen maximale ontgravingsdiepte van 1,1 m-mv zal het dekzandniveau dus niet worden verstoord.

Met betrekking tot de periode middeleeuwen werden er in het plangebied eventuele bewoningslagen (veraarde veenlagen met archeologische vondsten) verwacht in het veen onder het kleidek. Duidelijke lagen en bijbehorende vondsten zijn tijdens het booronderzoek echter niet aangetroffen. In boring 15 en 17 is weliswaar een laag(je) matig stevig veen aangetroffen, maar deze laag is niet duidelijk veraard en bevat ook geen archeologische indicatoren. Op deze locatie zal de grond tot maximaal 0,5 m-mv worden ontgraven. De werkzaamheden zullen hierbij dus tot maximaal in het knipklei-niveau plaatsvinden.

Met het huidige booronderzoek zijn voldoende gegevens verzameld om met een grote mate van zekerheid vast te stellen dat er in het plangebied geen of slechts geringe kans is op de aanwezigheid van (deels intacte) vindplaatsen. Met de voorgenomen plannen zullen daarom naar verwachting geen archeologische resten worden verstoord. Wij adviseren tot vrijgave van het perceel ten gunste van de geplande en toekomstige ingrepen. Het bovenstaande betreft een advies. Het is aan de gemeente Súdwest-Fryslân of haar adviseur om de bevindingen uit dit rapport en het advies hierin te beoordelen en indien van toepassing mede op basis hiervan een selectiebesluit te nemen. Ook voor vrijgegeven (delen van) plangebieden bestaat altijd de mogelijkheid dat er tijdens graafwerkzaamheden toch losse sporen en vondsten worden aangetroffen. Het betreft dan vaak kleine sporen of resten die niet door middel van een booronderzoek kunnen worden opgespoord.

d.d. 08‐03‐2022: de onderhavige rapportage is niet gebruikt voor een ruimtelijke procedure en is niet aan de bevoegde overheid voorgelegd.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-z7b-d9e3
PID https://nbn-resolving.org/urn:nbn:nl:ui:13-fk-teo3
Metadata Access https://easy.dans.knaw.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=oai:easy.dans.knaw.nl:easy-dataset:238915
Provenance
Creator Fens, R.
Publisher Antea Group, Heerenveen
Contributor Fleuren, I.; Antea Group
Publication Year 2022
Rights info:eu-repo/semantics/openAccess; License: http://creativecommons.org/licenses/by-sa/4.0/; http://creativecommons.org/licenses/by-sa/4.0/
OpenAccess true
Representation
Language Dutch; Flemish
Resource Type Text
Format application/pdf
Discipline Ancient Cultures; Archaeology; Humanities
Spatial Coverage (5.622 LON, 52.958 LAT); Gouden Boaiem (= De Gouden bodem); Indijk / Smallebrugge; Súdwest Fryslân; Friesland