Van 20 tot en met 22 februari 2006 heeft BAAC bv aan de Ambtshuisstraat te Druten een Inventariserend VeldOnderzoek (IVO) door middel van proefsleuven uitgevoerd (IVO, waarderende fase). De gemeente Druten en bouwbedrijf Gebr. van Wanrooij zijn voornemens in het onderzoeksgebied woningen te bouwen. Door de bouwplannen bestaat de kans dat archeologische resten in de bodem verstoord worden. Bij het onderzoek zijn resten aangetroffen van nederzettingen uit de periode van de Late IJzertijd tot en met de Volle Middeleeuwen (250 v. Chr. - 1250 na Chr.)
Conclusie:
Tijdens het onderzoek is gebleken dat zich binnen het onderzoeksgebied resten bevinden van nederzettingen uit de Late IJzertijd, Romeinse tijd, Vroege Middeleeuwen en Volle Middeleeuwen. Het onderzoeksgebied maakt deel uit van de zogenaamde ‘oude woongrond’ waarop het dorp Druten is ontstaan. Deze oude woongrond is vanaf de Late IJzertijd (ca. 200 v. Chr.) bewoonbaar.
Ten zuiden van het onderzoeksgebied bevindt zich een rivierduin, waarop de kerk van Druten is gebouwd. Dit duin is al voor de late IJzertijd bewoond. Rivierduinen kunnen al vanaf het Mesolithicum bewoond zijn. Op grond van twee scherven aardewerk uit de Vroege IJzertijd die tijdens de opgraving zijn aangetroffen, is dit rivierduin in ieder geval vanaf de Vroege IJzertijd (800-500 v. Chr.) bewoond, hoewel tot het huidige onderzoek de oudste bekende vondsten uit het dorp Druten uit de Late IJzertijd dateerden.
De resten binnen het onderzoeksgebied dateren uit de Late IJzertijd/Romeinse tijd (200 v. Chr.-270 na Chr.); de Laat Romeinse tijd (270-425 na Chr.); de Merovingische en Karolingische tijd (500–800 na Chr.) en de Volle Middeleeuwen (900-1250).
De vindplaats dient op grond van fysieke en inhoudelijke kwaliteit als behoudenswaardig aangemerkt te worden. De aard en verspreiding van de sporen en vondsten leidt tot de conclusie dat de vindplaats zich vermoedelijk aan alle zijden tot buiten het onderzoeksgebied uitstrekt en de gehele dorpskern van Druten omvat. Het is dan ook aan te bevelen het gehele onderzoeksgebied te behouden.
