Versterken 150kV-net Zeeuws-Vlaanderen, deelgebied Hoek-Westdorpe Versterken 150 kV-net Zeeuws-Vlaanderen, deelgebied Hoek-Westdorpe, Gemeente Terneuzen. Inventariserend Veldonderzoek door middel van verkennende boringen

In opdracht van Sweco Nederland B.V. heeft Artefact! Advies en Onderzoek in Erfgoed tussen juni 2017 en januari 2018 een inventariserend veldonderzoek met verkennende boringen uitgevoerd ten behoeve van projectplan Versterken 150 KV-net Zeeuws-Vlaanderen. Het voorliggend rapport betreft het zuidelijke deel van deze te realiseren kabelverbinding, het tracé in Zeeuws-Vlaanderen, tussen het station Terneuzen en Westdorpe.

Omdat met de geplande ingrepen plaatselijk de ondergrenzen uit de geldende bestemmingsplannen en beheersverordeningen, alsook de Vrijstellingenkaart Gemeente Terneuzen 2017 overschreden worden, is in het kader van de omgevingsvergunning dan ook een archeologisch onderzoek uitgevoerd. De onderzoeksopdracht omvat het uitvoeren van een Archeologisch Bureauonderzoek waarbij een inventarisatie wordt gemaakt van de verwachte en bekende archeologische waarden binnen het tracé. Het totale zuidelijke tracé heeft een lengte van circa 9,8 km. De nieuw aan te leggen kabel komt op een diepte van 1,8 m –mv te liggen in een zandbed dat tot maximaal 2,1 m- mv wordt aangelegd. De strook waarbinnen de kabel zoals aangelegd worden heeft een breedte van 11 m. Dit Bureauonderzoek werd eerder in 2017 in een afzonderlijk rapport uitgewerkt. Het voorliggend rapport brengt verslag van de het naderhand uitgevoerde Inventariserend Veldonderzoek door middel van verkennende boringen, waarbij het in het Bureauonderzoek opgestelde archeologische verwachtingsmodel is getoetst. In vergelijking met het bureauonderzoek zijn wel een aantal veranderingen in het tracé doorgevoerd. Bij het opstellen van het bureauonderzoek was een voorkeurstracé en op een aantal plaatsen een alternatief tracé voorzien, in de tijd tussen het opstellen van het bureauonderzoek en de afronding van het Inventariserende Veldonderzoek is het tracé echter op een aantal plaatsen hertekend en definitief vast gelegd in een nieuw bestemmingsplan (Buitengebied Terneuzen, 150 kV kabelverbinding Zeeuws Vlaanderen), voor een vergelijking tussen de oude en definitieve tracés zie Bijlage 1. In het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied Terneuzen, 150 kV kabelverbinding Zeeuws Vlaanderen zijn geen regels met betrekking tot archeologie opgenomen en wordt aangegeven dat de regels uit de oudere, onderliggende bestemmingsplannen en beheersverordeningen van kracht blijven. Omdat de uitvoering van het Inventariserend Veldonderzoek begonnen is voordat het definitieve tracé was vastgelegd in het nieuwe bestemmingsplan is in het uiterste zuiden van het tracé nog een extra zone onderzocht, dit betrof een kortstondig gehanteerd alternatief tracé dat is komen te vervallen. Omdat deze zone echter intussen reeds was onderzocht is deze wel in het rapport opgenomen maar wordt deze niet in het uiteindelijke advies meegenomen.

Tijdens overleg met het bevoegd gezag voorafgaand aan de uitvoering van het Inventariserend Veldonderzoek werd bovendien gesteld dat booronderzoek in zones met een Dubbelbestemming / Besluit-vlak Waarde Archeologie op de onderliggende, oudere bestemmingsplannen en beheersverordeningen enkel noodzakelijk was binnen die delen van het tracé waar het circuit onder open ontgraving wordt aangelegd en dat bij het bepalen van de ondergrenzen de op dat ogenblik nieuwe Vrijstellingenkaart Gemeente Terneuzen 2017 (waarin de ondergrenzen uit de bestemmingsplannen zijn geactualiseerd en deels bijgesteld) gehanteerd kon worden. Het booronderzoek is dan ook enkel uitgevoerd ter plaatse van die zones die een Dubbelbestemming / Besluit-vlak Waarde Archeologie hebben en waar de geldende vrijstellingsgrenzen overschreden worden. Zones waar geen Dubbelbestemming / Besluit-vlak Waarde Archeologie geldt (deze zijn op de Vrijstellingenkaart Gemeente Terneuzen 2017 volledige vrijgesteld) en/of waar de vrijstellingsgrenzen niet overschreden worden zijn niet onderzocht. Delen die middels een gestuurde boring gerealiseerd worden dienden eveneens conform de gemaakte afspraken niet onderzocht worden. Ter plaatse van de in- en uittredepunten van de gestuurde boringen diende wel een boring te worden gezet. Concreet betekent dit dat binnen het in dit rapport onderhavige plangebied, het tracédeel Hoek-Westdorpe, circa 3,7 kilometer middels booronderzoek moest onderzocht worden.

Uit het uitgevoerde onderzoek is gebleken dat het profiel binnen het onderzoeksgebied sterk varieert, hierdoor is ook de archeologische verwachting variabel. Samengevat kan worden gesteld dat de Formatie van Boxtel over het volledige onderzoeksgebied gespreid aangetroffen is. Dit betreft in niet allen het Laagpakket van Wierden maar ook plaatselijk het Laagpakket van Singraven. Dit laatste laagpakket werd op basis van het bureauonderzoek wel in de ondergrond verwacht maar niet dermate ondiep dat het ook in de daadwerkelijk uitgevoerde boringen aangetroffen zou worden. Waar beide laagpakketten aangetroffen zijn dekken de dekzanden van het Laagpakket van Wierden het Laagpakket van Singraven af. De dikte van het Laagpakket van Wierden varieert binnen het onderzoeksgebied en ontbreekt in meerdere profielen in het noordelijke deel van het onderzoeksgebied, in deze profielen vormen de afzettingen van het Laagpakket van Singraven de bovenzijde van de Formatie van Boxtel. Plaatselijk is, daar waar het Laagpakket van Singraven de bovenzijde vormt van de Formatie van Boxtel, bovenin het betreffende pakket bodemvorming vastgesteld. Verder zijn in het zuiden van het onderzoeksgebied een tweetal dekzandkoppen vastgesteld waar de bovenzijde van het Laagpakket van Wierden substantieel hoger gelegen is.

In 72 van de 114 boringen is veen, behorende tot de Formatie van Nieuwkoop, aangetroffen. Bij 10 van deze boringen kon onderin het veenpakket een onderscheid gemaakt worden tussen enerzijds het Basisveen en anderzijds het hierop gelegen Hollandveen. Dit betreft zowel profielen met intact (veraard) veen als profielen waar het veen gedeeltelijk geërodeerd is. Bij meerder boringen in het zuiden van het onderzoeksgebied werd in de bovenzijde van het Laagpakket van Wierden en/of de Formatie van Nieuwkoop een middeleeuwse akkerlaag aangetroffen. De aangetroffen afzettingen van het Laagpakket van Walcheren bestaan uit beddingafzettingen, komafzettingen en kwelderafzettingen, waarbij de kwelderafzettingen (Braakmanafzettingen) in het grootste deel van het onderzoeksgebied het dagzomend niveau vormen. De beddingafzettingen (hoofdzakelijk Braakmanafzettingen en enkel in het uiterste noorden Westerscheldeafzettingen) werden aangetroffen in de lopen van oude geulen maar zijn vaak door kwelderafzettingen afgedekt. Plaatselijk werd onderin het Laagpakket van Walcheren een gelaagdheid in de kwelderafzettingen aangetroffen die mogelijk toe te schrijven is aan de oudere Sluiskilafzettingen. Hierin is veelal geen bodemvorming vastgesteld, waardoor niet met zekerheid kan gesteld worden dat de aangetroffen niveaus intact bewaard gebleven zijn. In de noordelijke helft van het onderzoeksgebied zijn dan weer op twee locaties in en reeks boorprofielen onderin het Laagpakket van Walcheren komafzettingen aangetroffen. Van deze zijn er een aantal waarin de komafzettingen bodemvorming vertonen en waarvan dan ook aangenomen wordt dat het hier (vrijwel) intacte Sluiskilafzettingen betreft. De overige profielen met komafzettingen vertonen geen bodemvorming op het betreffende niveau. Ook van deze afzettingen wordt aangenomen dat het Sluiskilafzettingen betreft maar dat deze niet intact bewaard gebleven zijn. Als laatste dient nog te worden opgemerkt dat er tijdens het veldonderzoek op negen boorlocaties archeologische indicatoren werden aangetroffen bovenin het Laagpakket van Walcheren.

Formatie van Boxtel: voor de Formatie van Boxtel geldt doorheen het onderzoeksgebied een lage tot hoge verwachting. De bovenzijde van de Formatie van Boxtel is gelegen op een diepte tussen 1,7 en 3,75 m –mv (0,17 en 3,4 m –NAP). Die zones waarbinnen de Formatie van Boxtel (met een middelhoge tot hoge verwachting) binnen de verstoringsdiepte gelegen zijn betreffen: - B5: Er geldt voor deze zone een hoge verwachting voor spoorhoudende vindplaatsen uit de IJzertijd tot en met de Middeleeuwen. Door de aanwezigheid van de akkerlaag zullen naar verwachting oppervlaktevondsten en leeflagen uit de Prehistorie tot en met Romeinse Tijd verstoord zijn. De bovenzijde van het Laagpakket van Wierden is hier gelegen op een diepte tussen 1,7 en 3,3 m –mv. De hogere delen van deze zone worden bedreigt door de geplande graafwerkzaamheden. - B6: Er geldt voor deze zone een hoge verwachting voor spoorhoudende vindplaatsen uit de IJzertijd tot en met de Middeleeuwen. Door de aanwezigheid van de akkerlaag zullen naar verwachting oppervlaktevondsten en leeflagen uit de Prehistorie tot en met Romeinse Tijd in het oostelijke deel verstoord zijn. De bovenzijde van het potentieel archeologisch niveau is gelegen op een diepte tussen 1,85 en 3,35 m –mv. De hogere delen van deze zone worden bedreigt door de geplande graafwerkzaamheden.

Formatie van Naaldwijk: voor de Formatie van Naaldwijk, bestaande uit het Hollandveen en plaatselijk het Basisveen, geldt binnen het onderzoeksgebied een lage tot hoge verwachting, plaatselijk is het betreffende niveau volledig weg geërodeerd en/of opgenomen in een historische akkerlaag. Het veen is binnen het onderzoeksgebied aangetroffen op een diepte tussen 1,35 en 3,4 m – mv (1,03 en 3,13 m –NAP). In de volgende zones met een lage tot hoge verwachting wordt het veen door de geplande werkzaamheden bedreigd: - N4: voor dit gebied geldt enkel een lage verwachting voor resten uit de latere fasen van het Neolithicum en de Bronstijd in de opgaand veen en voor wat betreft sporen uit de IJzertijd tot en met Romeinse Tijd uitsluitend voor diep reikende sporen (zoal waterputten). De bovenzijde van het veen is gelegen op een diepte tussen 2 en 2,5 m –mv (1,6 en 2,18 m –NAP). Plaatselijk wordt de bovenzijde van dit gebied dan ook bedreigd door de graafwerkzaamheden. - N5: gebied N5 betreft een zone waar een hoge verwachting geldt voor de IJzertijd en Romeinse Tijd en een lage verwachting voor resten uit de latere fasen van het Neolithicum tot Bronstijd in het opgaand veenpakket. De bovenzijde van het veen is in dit gebied gelegen op een diepte tussen 1,35 en 1,9 m –mv (1,13 en 1,29 m –NAP). - N6: gebied N6 betreft een zone waar een archeologische verwachting geldt voor resten uit de latere fasen van het Neolithicum tot Romeinse Tijd. De bovenzijde van het veen is in die gebied gelegen op een diepte tussen 1,45 en 1,9 m –mv (1,16 en 1,49 m –NAP). In dit gebied kan plaatselijk ook Basisveen aangetroffen worden vanaf een diepte van minimaal 2,1 m –mv (1,72 m –NAP). - N7: voor gebied N7 geldt een hoge verwachting voor resten uit de IJzertijd en Romeinse Tijd vanaf de bovenzijde van het veenpakket. In het opgaand veenpakket kunnen verder ook resten uit de latere fasen van het Neolithicum tot Bronstijd aangetroffen worden. Het veen kan aangetroffen worden vanaf een diepte tussen 1,95 en 2,1 m –mv (1,05 en 1,21 m –NAP). De bovenzijde van het veenpakket wordt binnen dit gebied bedreigd door de geplande graafwerkzaamheden. - N8: voor gebied N8 geldt een lage verwachting voor resten uit de latere fasen van het Neolithicum en de Bronstijd in het opgaand veen en voor wat betreft sporen uit de IJzertijd tot en met Romeinse Tijd uitsluitend voor diep reikende sporen (zoal waterputten). De bovenzijde van het veen is gelegen op een diepte tussen 1,85 en 3,2 m –mv (1,21 en 1,75 m –NAP). De hoger gelegen delen van dit gebied worden geraakt door de geplande graafwerkzaamheden. - N10: in gebied N10 rest geen ongestoord veen, dit is hier namelijk deels herwerkt in een historische (middeleeuwse) akkerlaag. Er bestaat een verwachting voor de latere fasen van het Neolithicum tot de Romeinse Tijd, waarbij deze eventuele resten ten minste deels in de akkerlaag opgenomen zijn. Wel kunnen in de akkerlaag nog verspitte vondsten uit de betreffende perioden aangetroffen worden. Door de aanwezigheid van middeleeuwse activiteit geldt er ook een archeologische verwachting voor resten uit de Middeleeuwen. De bovenzijde van de akkerlaag is in dit gebied gelegen op een diepte tussen 2,1 en 2,95 m –mv (0,84 en 1,61 m –NAP) en wordt dan ook plaatselijk bedreigd door de geplande graafwerkzaamheden.

Laagpakket van Walcheren: voor het niveau van het Laagpakket van Walcheren geldt globaal een lage tot hoge verwachting voor de Nieuwe Tijd. Het Laagpakket van Walcheren dagzoomd binnen het onderzoeksgebied en kan aangetroffen worden vanaf de onderzijde van de bouwvoor. Plaatselijk geldt eveneens een lage tot middelhoge verwachting voor de Middeleeuwen op een dieper niveau in het laagpakket. - W2: ter plaatse van W2 werden in een drietal boringen archeologische indicatoren aangetroffen in de vorm van puinspikkels in de bouwvoor en in Braakman kwelderafzettingen tot een diepte van 0,7 m –mv (0,36 tot 0,38 m –NAP). Omdat het hier slechts enkele geïsoleerde puinspikkels betreft bestaat enerzijds de kans dat het hier slechts om enkele verspoelde fragmentjes gaat, echter, anderzijds kan op basis van de veldresultaten niet uitgesloten worden dat het hier een archeologisch niveau en/of vindplaats betreft. Gelet op het feit dat het hier slechts enkele boringen met enkele puinspikkels betreft geldt op het niveau van de Braakman kwelderafzettingen ondanks de aanwezigheid van deze puinspikkels een lage verwachting voor de Nieuwe Tijd vanaf de onderzijde van de bouwvoor. De aanwezigheid van intacte Sluiskilafzettingen alsook intact veen op een dieper niveau (beneden de verstoringsdiepte) tonen aan dat het profiel in deze zone relatief intact is gebleven gedurende de overstromingen die het gebied hebben geteisterd. - W5: binnen W5 werd een zwak humeuze gelaagdheid waargenomen, vanaf een diepte van 0,55 m –mv (0,06 m –NAP). Voor dit niveau geldt dan ook een hoge verwachting voor de Nieuwe Tijd. - W7: ter plaatse van W7 werden enkele baksteenspikkels aangetroffen tot en diepte van 1,1 en 1,3 m –mv (0,76 en 1,02 m –NAP). Voor deze zone geldt een middelhoge verwachting voor vindplaatsen uit de Nieuwe Tijd. - W12: in W12 geldt een hoge verwachting voor de Nieuwe Tijd vanaf de onderzijde van de bouwvoor.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-zfv-55gm
PID https://nbn-resolving.org/urn:nbn:nl:ui:13-4p-3e8r
Metadata Access https://easy.dans.knaw.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=oai:easy.dans.knaw.nl:easy-dataset:159996
Provenance
Creator Delporte, F.M.J.
Publisher Artefact! Advies en Onderzoek in Erfgoed
Contributor Zeeland; Artefact! Advies en Onderzoek in Erfgoed
Publication Year 2020
Rights info:eu-repo/semantics/openAccess; License: http://creativecommons.org/licenses/by/4.0; http://creativecommons.org/licenses/by/4.0
OpenAccess true
Representation
Language Dutch; Flemish
Resource Type Dataset
Format sbn; dbf; sbx; csv; shp; shx; pdf; cpg; prj
Discipline Ancient Cultures; Archaeology; Humanities
Spatial Coverage (3.314 LON, 47.975 LAT); Zeeland; Terneuzen; Hoek; Sluiskil; Westdorpe; Oude Bontepolderstraat, Zevenaardsedijk, Langeweg, Visartpolderdijk, Vogelschordijk, Nieuwe Vogelschordijk, Martinusstraat, Vaatje en Driekwartweg; Willemskerkeweg, Westerscheldetunnelweg, Herbert H Dowweg, Boerengat, Achterste Kreekweg, Westenrijkpolderstraat, Binnendijk; 67E (kaartblad); 67G (kaartblad)