Eindrapportage archeologisch vooronderzoek (6422.001) Nieuwgraaf 8 te Duiven

Gespecificeerde archeologische verwachting Vanuit het bureauonderzoek geldt voor het plangebied een hoge verwachting op het voorkomen van archeologische waarden uit het Laat-Paleolithicum tot en met het Neolithicum en een middelhoge verwachting voor de periode Middeleeuwen. Op basis van de verzamelde landschappelijke gegevens wordt verwacht dat het plangebied op het Laagterras ligt, waarop de Laag van Wijchen voorkomt, welke beschouwd wordt als een potentieel archeologisch niveau. Vanaf de Bronstijd kreeg het plangebied een ligging binnen een relatief laag gelegen komgebied, waarbij periodiek zware komklei werd gesedimenteerd tijdens perioden van grote overstromingen. Pas met het ontstaan van de stroomgordel van de Gelderse IJssel, rond 580 na Chr., kwam het plangebied in de oeverwalzone te liggen en vond sedimentatie van oeverwalafzettingen plaats. Hierdoor kreeg het plangebied in principe een gunstigere ligging voor bewoning. Geraadpleegd historisch kaartmateriaal vanaf de tweede helft van de 18e eeuw biedt echter geen duidelijke aanknopingspunten/aanwijzingen voor de aanwezigheid van opgehoogde woonplaatsen. Vermoedelijk was het gebied relatief nat en daarmee minder geschikt voor bewoning. Ook reeds uitgevoerd archeologisch onderzoek in de omgeving van het plangebied hebben niet geresulteerd in het aantreffen van vindplaatsen. Tevens ontbreekt het aan vondstmeldingen. Voor de periode Nieuwe tijd wordt de verwachting laag geacht, omdat het historisch kaartmateriaal geen aanknopingspunten/aanwijzingen geven voor de aanwezigheid van (opgehoogde) woonplaatsen/historische erven binnen het plangebied. Er dient tevens rekening te worden gehouden dat bij de inrichting van het gebied als het industrieterrein vanaf de jaren ’70 van de 20e eeuw het maaiveld is opgehoogd.

Resultaten inventariserend veldonderzoek Uit de resultaten van het inventariserend veldonderzoek (IVO, verkennende fase) blijkt dat er binnen het plangebied direct onder de aanwezige verhardingen een pakket stabilisatie-/bouwzand voorkomt dat een gemiddelde dikte heeft van 150 cm. Hieronder komen kalkhoudende, oeverwalachtige afzettingen voor die gesedimenteerd zijn tijdens de tijdens de actieve fase van de Gelderse IJssel, vanaf rond 580 na Chr. tot het moment dat bedijking van de grote rivieren ging plaatsvinden (rond 1200 na Chr.). Voorafgaand aan de inrichting als industrieterrein is de oorspronkelijke top binnen het merendeel van het plangebied ontgraven. (Een restant van) de voormalige bouwvoor, toen het plangebied nog in agrarisch gebruik was, is alleen bij twee boringen aangetroffen. Voor het merendeel van het plangebied geldt dan ook dat het archeologisch potentiële sporen- als vondstniveau in de top van de in de top van de oeverafzettingen merendeels zo niet volledig is vergraven. Vanaf gemiddeld 350 cm -mv komen nog zwaarder getextureerde afzettingen voor en dit betreffen komafzettingen die gesedimenteerd zijn voordat de Gelderse IJssel actief werd, voornamelijk tijdens een langere periode van het Midden- en Laat-Holoceen. In de top van deze komafzettingen, als ook plaatselijk als dunne tussenlaag, komen laklagen/vegetatiehorizonten (Ab-horizont) voor en duiden op perioden van beperkte sedimentatie van overstromingsklei, waarbij het plangebied een nat/moerasachtig gebied met vegetatiegroei betrof. Deze landschappelijke ligging gold voor een groot deel van het Holoceen. Met een geleidelijke overgang komt vanaf gemiddeld 470 cm -mv kleiig veen en vervolgens puur veen voor. Dit betreft het Basisveen dat in het Vroeg-Holoceen zal zijn gegroeid, waarbij het gebied wel zeer nat was, maar tijdens overstromingen van de Rijn nog niet onder water kwam te staan. Door een snelle stijging van de zeespiegel steeg ook de grondwaterspiegel, waardoor in de lager gelegen/depressieachtige gebieden veen kon ontstaan. Binnen de boordiepte van 5 meter is alleen in het uiterst noordwestelijke deel van het plangebied Pleistoceen rivierzand aangetroffen, waarbij tevens bij een boring direct hierboven de Laag van Wijchen aanwezig is, bestaande uit stugge, donkergrijs tot blauwgrijs gekleurde, sterk zandige klei. Op basis van deze bodemopbouw is alleen in het (uiterst) noordwestelijke deel van het plangebied nog een potentieel archeologisch niveau aanwezig als Laag van Wijchen op het Laagterras, waarvoor een verwachting geldt op resten uit het (Laat-)Paleolithicum. In het merendeel van het plangebied bevinden zich in de diepere ondergrond Pleistocene afzettingen behorend tot het niveau van Terras X, waarvoor de archeologische verwachting op Steentijdresten laag is. Het opgeboorde materiaal heeft geen archeologische indicatoren opgeleverd, dan wel dat er lagen zijn waargenomen die antropogeen zijn beïnvloed (denk aan oude/fossiele akker-/cultuurlagen).

Conclusie Geconcludeerd wordt dat, op basis van de paleogeografische ontwikkeling, het plangebied vóór het ontstaan van de stroomgordel van de Gelderse IJssel geen gunstige ligging zal hebben gehad als (tijdelijke) bewoningslocatie. Tevens is de oorspronkelijke top van de oeverwalachtige afzettingen gesedimenteerd tijdens de actieve fase van de stroomgordel van de Gelderse IJssel binnen het merendeel van het plangebied vergraven. Verder zijn er geen archeologische indicatoren/potentiële archeologische lagen aangetroffen. Daarmee geldt voor het plangebied een lage verwachting op het voorkomen van archeologische resten uit alle archeologische perioden vanaf het Laat-Paleolithicum. Een archeologische vindplaats wordt binnen het plangebied dan ook niet meer verwacht.

Advies Op grond van de resultaten van het verkennend booronderzoek, adviseert Econsultancy om, ten aanzien van de geplande bodemingrepen, in het kader van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ) geen vervolgonderzoek te laten plaatsvinden. Het merendeel van het plangebied heeft in het verleden geen gunstige ligging gehad als (tijdelijke) bewoningslocatie en graafwerkzaamheden hebben geleidt tot het verstoren van het bovenste archeologisch potentiële sporen- als vondstniveau. Verder zijn er geen aanwijzingen aangetroffen voor de aanwezigheid van archeologische lagen en er is ook geen archeologisch vondstmateriaal aangetroffen in het verkruimelde bodemmateriaal. Een archeologische vindplaats wordt niet (meer)verwacht binnen het plangebied.

Bovenstaand advies is van Econsultancy. De resultaten van onderhavig onderzoek dienen te worden beoordeeld door de bevoegde overheid (gemeente Duiven). De bevoegde overheid neemt vervolgens een besluit.

Er is geprobeerd een zo gefundeerd mogelijk advies te geven op grond van de gebruikte onderzoeksmethode. De aanwezigheid van archeologische sporen of resten in het plangebied kan nooit volledig worden uitgesloten. Econsultancy wil de opdrachtgever er daarom ook op wijzen dat, mochten tijdens de geplande werkzaamheden toch archeologische waarden worden aangetroffen, er conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet uit juli 2016 een meldingsplicht geldt bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed) en de gemeente Duiven.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-zju-ftdq
PID https://nbn-resolving.org/urn:nbn:nl:ui:13-gk-0tjk
Metadata Access https://easy.dans.knaw.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=oai:easy.dans.knaw.nl:easy-dataset:161438
Provenance
Creator Broeke, E.M. ten
Publisher Data Archiving and Networked Services (DANS)
Contributor Broeke, E.M. ten; ir. E.M. ten Broeke (Econsultancy)
Publication Year 2020
Rights info:eu-repo/semantics/restrictedAccess; License: http://dans.knaw.nl/en/about/organisation-and-policy/legal-information/DANSLicence.pdf; http://dans.knaw.nl/en/about/organisation-and-policy/legal-information/DANSLicence.pdf
OpenAccess false
Representation
Language Dutch; Flemish
Resource Type Dataset
Format application/pdf
Discipline Ancient Cultures; Archaeology; Humanities
Spatial Coverage (5.990 LON, 51.966 LAT); Netherlands; Nieuwgraaf 8; Duiven; Gelderland