Javanen in Diaspora, interview met Samingat

Naam: Samingat Geboorteplaats: Dijkveld, Suriname Geboortedatum: 1934 Woonplaatsen: Suriname 1934 - 1954; Indonesia 1954 -

Ik ben geboren in Suriname: in Dijkveld, vlakbij Domburg. Ik kom uit een gezin van drie. Van het ouderlijk gezin ben ik alleen naar Indonesië gekomen, omdat ik ben meegenomen door degene die mij heeft opgevoed: een 'jaji' (scheepsgenoot) van mijn ouders.

Ik ben tot en met de derde klas van de lagere school naar school geweest. Mijn ouders stuurden mij niet van harte naar school. Waarom zou je naar school gaan, 'namat' (districtshoofd) wordt je toch niet, zo werd er gedacht.  De overheid in Suriname dwingt je om naar school te gaan, de politie kon op je af worden gestuurd. Dat was een donkere man, ik was bang voor hem.

Toen wij aankwamen in Tongar was dit allemaal rimboe. Ik was 26, dus heb ik meegeholpen aan het openkappen van het bos. Mijn ouders wilden huilen, maar hielden zich in. Ze geneerden zich ervoor. Ik kon niet huilen. Er waren mensen die helemaal in de war raakten. Pak Samingoen bijvoorbeeld  en Pak Wongso ook. Pak Wongso was een rijke handelaar geweest in Suriname, hij hoorde tot de ervaren mensen. Je zou kunnen zeggen dat de stress toesloeg.

De eerste maand kregen wij rantsoen van de Stichting en begonnen we aan het openmaken van het bos. Toen wij konden beginnen met planten, probeerden wij rijst. Niet op een 'sawa' (rijstveld), maar op droge grond. De 'bibit' (plantjes) kochten wij in Pasaman. Het planten ging niet met de ploeg, maar met de 'cangkul'  (houweelachtig gereedschap om de grond om te woelen). Hoeveel kon je uit een oogst halen? Niet veel, maar het was beter dan niets. Zij die ervaring hadden, zochten hun geluk ergens anders, maar mensen zoals ik die niets konden laten zien, waren gedoemd om in Tongar te blijven.

Volgens de belofte zouden wij per gezin 5 hectare grond krijgen. Die grond hebben wij van de voorouders van de mensen van dit gebied gehad. Ze hebben ons goed ontvangen. Ze hebben een 'kersouw' voor ons geslacht . Sutan Laut Api was het hoofd van hier en Pak Hatta was gekomen voor de plechtigheid. Ik heb 2 hectare gehad. Wat er met de rest van de grond is gebeurd, weet ik niet. Er is wel 1500 hectare Stichtingsgrond hier in Tongar. Of het verkocht, verhuurd of weggegeven is, weet niemand. Ik heb mijn grond verdeeld onder de kinderen om er een huis op te bouwen. Dat laat ik voor hen achter en voor mijn kleinkinderen.

Ik heb geen contact meer met mijn ouders en broers in Suriname. Het contact was eigenlijk al voor mijn vertrek vanuit Suriname verbroken, omdat zij zich hadden aangesloten bij de andere partij, de KTPI. De partijpolitiek was erg confronterend in die tijd. Men maakte zich kwaad over dingen die over en weer van elkaar werden gezegd. Zo zei men: ‘Als het de PBIS lukt om naar Indonesië te gaan, dan zal ik naakt op straat lopen’. Als ik er aan denk, voel ik me droevig dat het zo is gegaan met de familie, maar er is geen weg terug. Wat heeft het voor zin om spijt te hebben, terwijl je het niet meer goed kunt maken. Je kunt het vergelijken met een vogel die zijn vleugels niet meer heeft, maar nog graag wil vliegen. 


Ik was vroeger een 'pelawak' (clown, grappenmaker) en speelde ook de rol van Semar bij 'wajang wong' (toneel met spelers en dansers).  Ik leerde het van de ouderen die hun kennis hadden meegenomen uit Java. Het Javaans wordt nog gesproken in Suriname, er zijn mensen die het ook 'halus' (verfijnd, beleefd) kunnen spreken.

In Suriname was destijds de Javaanse cultuur niet verloren gegaan. Je had veel 'kumpulan kesenian' (kunstgezelschappen). Er is daar nog 'wajang', hier niet. 'Ludruk'-groepen (volkstoneel) waren er ook. Vroeger oefenden wij niet elke dag, maar een keer per week of een keer in de maand. 'Orang negro' (Creolen) waren er ook die meededen en die ook van 'wajang' hielden. Er waren zelfs 'orang belanda' (Nederlanders) die 'wajang' konden spelen.  Tot de jaren ’70 van de vorige eeuw was er hier in Tongar ook nog 'ludruk', maar dat is er nu niet meer. Hier speelde ik ook, de mensen vonden het leuk als ik op het toneel verscheen als 'lawaai' (clown, grappenmaker).

Ik heb 11 kinderen en volgens mij heb ik bij elkaar 20 kleinkinderen. Mijn kinderen kunnen allemaal Javaans spreken, enkelen zelfs ook het fijne Javaans (hoog-Javaans), maar de kleinkinderen niet meer. Die leren al van kleinsaf 'Bahasa Indonesia' (het Indonesisch).

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-xa5-zy3c
PID https://nbn-resolving.org/urn:nbn:nl:ui:13-xe6-rdl
Metadata Access https://easy.dans.knaw.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=oai:easy.dans.knaw.nl:easy-dataset:42582
Provenance
Creator Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde (KITLV); Stichting Comité Herdenking Javaanse Immigratie (STICHJI)
Publisher Data Archiving and Networked Services (DANS)
Contributor Interviewers: Amorisa Wiratri en Ayumi Malamassam; Vertaald en bewerkt door: Hariëtte Mingoen; Projectcoördinatie: Rosemarijn Hoefte (KITLV) en Hariëtte Mingoen (STICHJI)
Publication Year 2011
Rights info:eu-repo/semantics/openAccess; DANS License; https://dans.knaw.nl/en/about/organisation-and-policy/legal-information/DANSLicence.pdf
OpenAccess true
Representation
Language Dutch; Flemish
Resource Type Dataset
Format PDF
Discipline Agriculture, Forestry, Horticulture, Aquaculture; Agriculture, Forestry, Horticulture, Aquaculture and Veterinary Medicine; History; Humanities; Life Sciences; Social Sciences; Social and Behavioural Sciences; Soil Sciences
Spatial Coverage Suriname; Indonesië; Tongar; Dijkveld; Domburg