Plangebied Strijkviertel

In opdracht van de gemeente Utrecht heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in het najaar van 2007 een bureauen inventariserend veldonderzoek uitgevoerd in verband met inrichtingsplannen van de polder Oude Rijn in de gemeente Utrecht. Het onderzoek diende te worden uitgevoerd omdat realisatie van de plannen zal leiden tot aantasting of vernietiging van mogelijk aanwezige archeologische resten. Doel van het bureauonderzoek was het verwerven van informatie over bekende en verwachte archeologische waarden teneinde een gespecificeerde verwachting op te stellen. Doel van het veldonderzoek was het toetsen van die archeologische verwachting en indien mogelijk, een eerste indruk geven van de kwaliteit (gaafheid en conservering), aard, datering, omvang en diepteligging van eventueel aangetroffen archeologische resten. Het plangebied (ca. 95 ha) ligt ten zuiden van de Leidsche Rijn. Het ligt ingesloten tussen Rijksweg A2 in het oosten en de recreatieplas Strijkviertel in het westen. Het veldonderzoek, waarbij 348 boringen zijn gezet, heeft het beeld van het bureauonderzoek in hoofdlijnen bevestigd. In het plangebied Strijkviertel is sprake van zeker twee, mogelijk drie archeologische vindplaatsen en het gebied wordt doorsneden door de limesweg. Deze archeologische rijkdom past goed in het beeld dat voorafgaande aan het veldonderzoek over het plangebied bestond en dat is vertaald in de gespecificeerde verwachting. Opvallend is echter dat de geologie van het gebied (nog) complexer is dan werd aangenomen. Zo (b)lijkt in een (groot) deel van de noordelijke helft van het plangebied sprake te zijn van oeveren geulafzettingen van een oudere fase van de Rijn. In het noordelijke deel is sprake van een laag oeverafzettingen van de Oude Rijn, vermoedelijk van voor de Romeinse tijd. Hierin zijn twee vindplaatsen aangetroffen. Vindplaats I betreft een vermoedelijk nederzettingsterrein uit de IJzertijd en/of Romeinse tijd al kan een jongere datering niet geheel uitgesloten worden. Vindplaats II betreft een vindplaats met voornamelijk laat-middeleeuws aardewerk dat direct onder of in de bouwvoor is aangetroffen. Verondersteld wordt dat de vindplaats de randzonde van een nederzettingsterrein betreft of dat de vondstlaag grotendeels is opgenomen in de bouwvoor. In het eerste geval wordt de kern van de nederzetting onder de begraafplaats verwacht. Op de zuidflank van de oeverwal van de Oude Rijn is in 5 boorraaien de limesweg aangetroffen. Het betreft een qua hoogte beperkt weglichaam (ca. 30 50 cm) met een grindverharding. Het opgeworpen weglichaam kenmerkt zich door een onnatuurlijk tweetoppig pakket met grind en puinfragmenten. Het weglichaam lijkt een breedte te hebben van circa 5-10 m, al dient hierbij opgemerkt te worden dat de breedte met boringen niet goed vast te stellen valt. Rondom het wegtracé is een lichte strooiing van archeologische indicatoren aangetroffen, waarvan vooralsnog wordt uitgegaan dat deze verband houden met de limesweg of daaraan gerelateerde vindplaatsen. Zoals verwacht is in het zuidelijke deel van het plangebied een complex landschap van crevassegeulen aanwezig. De op het AHN zichtbare oost-west georiënteerde crevasses zijn met de gehanteerde boorafstand van 30 m niet in kaart te brengen. Alleen de aanwezige crevassegeul langs zuidrand van het gebied lijkt zich te kenmerken door een zandige bedding en ontwikkelde oeve wallen. Het crevassecomplex in het zuidwesten van het plangebied vormt waarschijnlijk onderdeel van deze crevasse. Dit crevassecomplex kenmerkt zich door de aanwezigheid van venig opgevulde restgeulen en gerijpte oeverafzettingen. Binnen het crevassecomplex zijn in verschi lende boringen indicatoren aangetroffen, waaronder handgevormd aardewerk. Ook is een mog lijk spoor, greppel of dumpzone, aangeboord. Op basis van de boringen met indicatoren zijn ge eenduidige vindplaatsen te definiëren. Op basis van de resultaten van het onderzoek worden voor verschillende delen van het plange adviezen voor het vervolgtraject van het archeologisch onderzoek gegeven. Voor de limesweg en de aanverwante vindplaatsen wordt geadviseerd om deze planologisch te beschermen. Geadviseerd wordt om minimaal een buffer van 30 m aan weerszijde van de hartl van de weg op deze wijze te beschermen. In de regel betekent dit dat een zone rondom het we tracé met dubbelbestemming archeologie in het bestemmingsplan wordt opgenomen. Voor de vindplaatsen I en II wordt geadviseerd om de behoudenswaardigheid vast te stellen m een proefsleuvenonderzoek. Om de aard en archeologische waarde van eventuele bewoningssporen binnen het crevassecomplex (vindplaats 3) te bepalen, wordt een extensief onderzoek proefsleuven geadviseerd in die delen van de vindplaats waar bodemingrepen gepland zijn. Daarnaast strekt het tot aanbeveling om in het noordelijke deel van het plangebied waar event prehistorische bewoning op de dieper gelegen oeveren/of crevasseafzettingen aanwezig kan bij grotere bodemingrepen (> 1 hectare) waarbij de bodem dieper dan 0,8 m -Mv ontgraven wor een karterend onderzoek uit te voeren met een boordichtheid van minimaal 20 boringen/hectar Met betrekking tot de bevindingen van onderhavig onderzoek dient contact opgenomen te word met de gemeentelijk archeoloog (drs. H. Wynia).

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-zsh-d94w
PID https://nbn-resolving.org/urn:nbn:nl:ui:13-vn-adjv
Metadata Access https://easy.dans.knaw.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=oai:easy.dans.knaw.nl:easy-dataset:185758
Provenance
Creator Jansen, B.
Publisher RAAP Archeologisch Adviesbureau
Contributor RAAP Archeologisch Adviesbureau
Publication Year 2020
Rights info:eu-repo/semantics/openAccess; License: http://creativecommons.org/licenses/by/4.0; http://creativecommons.org/licenses/by/4.0
OpenAccess true
Representation
Language Dutch; Flemish
Resource Type Text
Format application/pdf
Discipline Ancient Cultures; Archaeology; Humanities
Spatial Coverage (5.065 LON, 52.076 LAT); Strijkviertel; Utrecht; Utrecht; Utrecht