Plangebied 150 kV-kabelverbinding Middenmeer-Anna Paulowna te Middenmeer - Anna Paulowna, gemeente Hollands Kroon; archeologisch vooronderzoek: een inventariserend veldonderzoek (verkennend booronderzoek)

In opdracht van Qirion heeft RAAP in een aantal fasen in de periode november 2016 – maart 2019 een archeologisch vooronderzoek in de vorm van een inventariserend veldonderzoek (verkennend booronderzoek) uitgevoerd voor het plangebied 150 kV-kabelverbinding Middenmeer-Anna Paulowna te Middenmeer - Anna Paulowna in de gemeente Hollands Kroon. Het tracé loopt van het hoogspanningsstation aan de Molenvaart in Breezand in het noordwesten tot aan het hoogspanningsstation aan de Tussenweg ten zuidoosten van de bebouwde kom van Middenmeer. Het onderzoek vond plaats in het kader van een omgevingsvergunning. Voorafgaand aan het verkennend onderzoek is in 2015 een bureauonderzoek uitgevoerd voor het gehele tracé (De Boer, 2016). Op basis van de hierin geschetste landschappelijke ontwikkeling en de bewoningsgeschiedenis en aangevuld met de bekende archeologische en historisch-geografische gegevens, kon voor het tracé een gespecificeerde archeologische verwachting worden opgesteld:

In de Wieringermeerpolder gold voor delen van het tracé op grond van het bureauonderzoek een middelhoge verwachting voor de periode midden- en laat-neolithicum. Deze verwachting gold ter plaatse van kweldervlaktes met bijbehorende geulen en oeverwallen, ter plaatse van lage kwelders en hooggelegen wad en ter plaatse van een veenrestant op oude getijdenafzettingen. In de boringen zijn deze landschappelijke eenheden niet aangetroffen. De ondergrond van het tracé bestaat in de Wieringermeerpolder uit slappe wadafzettingen. Dit is anders dan op circa 750 m ten zuiden van het tracé langs de A7 waar op een vergelijkbaar niveau ten opzichte van NAP (of zelfs lager) wél goed gerijpte kwelderafzettingen met kreekgeulen zijn aangetroffen op een pakket Hollandveen (Leuvering, nog niet uitgebracht). Op grond van de aangetroffen opbouw van de ondergrond kan de verwachting voor de periode midden- en laat-neolithicum naar laag worden bijgesteld. Daarnaast gold binnen de Wieringermeerpolder een middelhoge verwachting voor de vroege- en late middeleeuwen ter plaatse van een veenrestant op oude getijdenafzettingen. Dit gold binnen de zone waar boring 260 tot en met 268 zijn uitgevoerd. Zoals in het betreffende profiel is te zien is er geen veenrestant aangetroffen. De verwachting voor de vroege- en late middeleeuwen in deze zone kan daarom naar laag worden bijgesteld. In de gehele Anna Paulownapolder gold op basis van het bureauonderzoek een onbekende verwachting voor het midden- en laat-neolithicum. Resten uit deze periode kunnen worden verwacht in het Laagpakket van Wormer. Dit laagpakket bestaat in deze polder vrijwel geheel uit slappe kleiige wadafzettingen. Hierin worden geen archeologische resten verwacht. De archeologische verwachting voor de periode midden- en laat-neolithicum kan op grond van de resultaten van het verkennend booronderzoek op laag worden gesteld. Ten westen van boring 39 is het Laagpakket van Wormer niet aantroffen en ligt het dieper dan 3 meter beneden maaiveld. In de Anna Paulownapolder gold een hoge verwachting voor de vroege- en late middeleeuwen in zones aan weerszijden van inbraakgeulen. In zones waar een kwelderdek op veen (al dan niet afgedekt door een zanddek) werd verwacht gold een middelhoge verwachting voor deze periode. In de Westelijke Anna Paulownapolder is in de alle boringen een kwelderdek op Hollandveen aangetroffen. Het kwelderdek is afgedekt door een pakket matig fijn zand met schelpfragmenten en complete schelpen. In dit gebied is een tweedeling te maken op grond van de oorsprong van het zanddek. In het gebied tussen de N9 en de spoorbaan tussen Schagen en Den Helder is het zanddek op natuurlijke wijze ontstaan bij inbraken van de zee, zogenaamde wash-overs. Hierbij is de top van het kwelderlandschap over een groot oppervlak geërodeerd. In deze zone is ook de top van het Hollandveen sterk golvend, wat er op wijst dat ook dit niveau aan erosie onderhevig is geweest, toen de zee het land binnendrong, waarna het kwelderlandschap is gevormd. Ten oosten van het spoorbaan wijkt de opbouw van de ondergrond hier van af. In deze zone is de hoogteligging van de top van het Hollandveen constanter (tussen 2,2 en 2,4 m –NAP). Het veen is alleen geërodeerd in de aanwezige kleine kreekjes, tussen de kreekjes het heeft veen een donkere, geoxideerde top en lijkt het intact. In boring 93 is aan de top van het Hollandveen, in een kleiige veenlaag, een fragment aardewerk aangetroffen, dat vermoedelijk dateert in de periode ijzertijd – vroege middeleeuwen. In de zone tussen boring 58 en 124 is aan de top van het kwelderdek een humeuze laag aangetroffen, die het oude maaiveld vertegenwoordigd. De zandlaag die in deze zone op het kwelderdek ligt is in de twintigste eeuw opgebracht ten behoeve van de bloembollenteelt en vormt een buffer waardoor het onderliggende kwelderlandschap is beschermd tegen bodemingrepen. Op grond van deze resultaten zijn er een aantal tracédelen (bijlage 5) gedefinieerd waar ook na het verkennend booronderzoek nog een hoge verwachting voor de vroege- en late middeleeuwen geldt. Gezien de vondst van het aardewerk uit de periode ijzertijd – vroege middeleeuwen in de top van het veen zijn oudere vindplaatsen (vanaf de ijzertijd) ook niet uit te sluiten, hoewel dit op grond van het bureauonderzoek niet werd verwacht. Geadviseerd wordt om de mogelijke vindplaats en het omringende intacte kwelder op veen gebied in het plangebied nader te onderzoeken door middel van een proefsleuvenonderzoek. Op bijlage 5 staan de zones waarbinnen dit advies geldt weergegeven. Het betreft de volgende tracédelen: • Boring 58 tot en met 88 (circa 630 m) • Boring 89 tot en met 96 (circa 150 m) • Boring 98 tot en met 105 (circa 150 m) • Boring 110 tot en met 124 (circa 385 m) Voor de percelen aan weerszijden van de Lotmeer, in de Oostelijke Anna Paulownapolder, waar vanwege het ontbreken van betredingstoestemming geen verkennend booronderzoek is uitgevoerd wordt het volgende geadviseerd. Indien het mogelijk blijkt de wijze van aanleg van de 150 kV kabel te wijzigen naar aanleg middels gestuurde boring is archeologisch onderzoek op deze locatie niet meer noodzakelijk. Indien het niet mogelijk (of wenselijk) is de aanlegmethode te wijzigen zal het verkennend booronderzoek op deze percelen alsnog uitgevoerd moeten worden. In het overige deel van het plangebied wordt in het kader van de voorgenomen bodemingrepen geen archeologisch vervolgonderzoek aanbevolen. Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden onverwacht archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet aanmelding van de desbetreffende vondsten bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap c.q. de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed verplicht (vondstmelding via ARCHIS).

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-zu4-nmcu
PID https://nbn-resolving.org/urn:nbn:nl:ui:13-fq-ngp1
Metadata Access https://easy.dans.knaw.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=oai:easy.dans.knaw.nl:easy-dataset:161129
Provenance
Creator Leuvering, J.H.F.
Publisher Data Archiving and Networked Services (DANS)
Contributor RAAP Archeologisch Adviesbureau BV
Publication Year 2020
Rights info:eu-repo/semantics/openAccess; License: http://creativecommons.org/licenses/by/4.0; http://creativecommons.org/licenses/by/4.0
OpenAccess true
Representation
Language Dutch; Flemish
Resource Type Dataset
Discipline Ancient Cultures; Archaeology; Humanities
Spatial Coverage (4.923 LON, 52.851 LAT); Netherlands